dinsdag 23 augustus 2011

Preek 21 augustus 2011: Je kunt niet om het lijden heen

Tekst: Jesaja 51: 1-6 en Mattheüs 16: 21-24

Podcast/geluidsfragment

Van deze preek bestaat enkel een geluidsfragment en geen geschreven tekst. Hierboven is een link geplaatst naar het geluidsfragment.

Preek n.a.v. drama Noorwegen: 'Kun je werkelijk alles zeggen?'

In de afgelopen maanden heb ik in Waalwijk, Boxmeer, Geertruidenberg, Waalre en Tilburg de onderstaande overweging uitgesproken naar aanleiding van het drama in Noorwegen. Vanwege de vele reacties publiceer ik het opnieuw op mijn blog. Reacties zijn van harte welkom.

Tekst: Spreuken 18: 1 en 2 en Jakobus 3: 1-18

Podcast/geluidsfragment

Kun je werkelijk alles zeggen?

Kun je werkelijk alles zeggen, zonder dat dat consequenties heeft?

Kun je werkelijk alles zeggen, en de verantwoordelijkheid voor wat andere mensen met je woorden doen volledig bij hen laten?

U begrijpt, de aanleiding voor die vraag ligt in de verschrikkelijke gebeurtenissen in Noorwegen. Hoezeer de man zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen daden en alleen handelde, zijn ideologie van een kruistocht tegen de Islam staat niet op zichzelf.

Het gaat mij er vanmorgen niet om iets te zeggen over deze ideologie en politieke stromingen die daarop zijn gebaseerd. Bij elke extremistische daad rijst deze vraag, of de daad werkelijk helemaal op zichzelf staat, of dat de dader is gevoed door woorden van anderen. Daarmee is hij nog steeds volledig verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Maar zijn daad staat dan niet helemaal los van de sfeer of een klimaat in de wereld om hem heen.

Dat is moeilijk te verkroppen. We zetten het liefst een extremist buiten de deur en willen er niets mee te maken hebben. Maar we moeten eerlijk zijn en kijken in onszelf hoe zo’n daad heeft kunnen gebeuren in onze Europese samenleving. Het gaat hierbij om een belangrijk christelijk beginsel. In de beantwoording van de vraag hoe het kwaad in de wereld kon bestaan, heeft de vroeg christelijke kerk stelling genomen tegen de gnostiek. Deze beweging beschouwde de onvolmaakte wereld waarin wij leven als de schepping van een lagere godheid, terwijl de hogere God van liefde, die van het Nieuwe Testament, ons daar als het ware bovenuit moest tillen. Met andere woorden: als gelovige bevindt zich het kwaad dan buiten je. De vroege kerk nam daar stelling tegen: nee, het kwaad zit in onszelf. Dat is moeilijk te verkroppen, en daarom hebben wij ook verlossing nodig, maar het zit er. Hoeveel we ook goed proberen te doen, er mislukken dingen en de wereld blijft onvolmaakt. Maar het is deze wereld waarin, en niet waaruit, we verlost worden. Dus, terugkerend naar ons onderwerp, je kunt je er niet zo makkelijk vanaf maken door te zeggen dat dit extremisme buiten onze samenleving staat. We kunnen niet zeggen: het kwaad geschiedde buiten ons, nee, het gebeurde ín onze samenleving. En dat betekent dat ook al hebben we er helemaal niets mee, we moeten er wel iets mee.

En wat we ermee moeten cirkelt rondom de vraag: kun je werkelijk alles zeggen? Die vraag laat zich in het huidige debat moeilijk stellen. Het is bijna taboe. Als je vraagt of woorden geen consequenties hebben, dan laad je bijna de verdenking op je dat je zou zeggen dat anderen medeverantwoordelijk zijn voor zo’n verschrikkelijk daad. Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat we zien dát woorden consequenties hebben. Mensen doen wat met woorden die anderen zeggen. En woorden die mensen zeggen doen andere mensen wat. De vraag is of de vrijheid van meningsuiting hetzelfde is als de vrijheid om alles te kunnen zeggen. Je mag alles vinden, dat staat buiten kijf. Maar is het verantwoordelijk om alles maar te zeggen?

Waar het mij vanmorgen om gaat is dat je weliswaar alles mag zeggen, maar dat je wel verantwoordelijkheid moet dragen voor wat je zegt. En dus mag je weliswaar alles zeggen, maar je kunt niet alles zeggen. Daarom zegt Jakobus ook dat leraren een strenger oordeel staat te wachten. Omdat wat ze zeggen consequenties heeft. En daar moeten ze zich goed bewust van zijn. Je kunt niet zomaar je eigen mening verkondigen, als die niet is gestoeld op inzicht in waar je over praat. Spreuken heeft gelijk als de dichter zegt: ‘Een zelfzuchtig iemand volgt alleen zijn eigen wil, hij gaat de strijd met alle wijsheid aan. Een dwaas is niet geïnteresseerd in inzicht, hij wil alleen zijn eigen mening kwijt.’

Soms heb ik het gevoel dat de vrijheid van meningsuiting gedegradeerd wordt tot een vuilnisemmer. Waarin iedereen maar zijn eigen mening kwijt moet kunnen. Los van wijsheid en van inzicht. Om de een of andere reden zijn we de vrijheid van meningsuiting gaan opvatten als iets dat volledig op zichzelf bestaat en waarvoor alles en iedereen moet wijken. Maar daar is de vrijheid van meningsuiting niet voor bedoeld. Het is niet de vrijheid van de speeltuin waarin alles mag, maar de volwassen vrijheid met een volwassen verantwoordelijkheid, waarin niet alles kan. We leven niet op onszelf, noch kunnen we zomaar van alles roepen over anderen.

Maar we doen het wel. En mensen zijn verontwaardigd als ze beknot worden in hun vrijheid. Maar het is opvallend dat mensen evenzeer verontwaardigd zijn als ze zelf onderwerp of lijdend voorwerp zijn van diezelfde vrijheid van meningsuiting. De toon in het maatschappelijk debat verhardt. We willen zelf alles kunnen zeggen, maar willen niet dat alles gezegd kan worden.

Nu zou dat niet eens zo erg zijn, als we er met elkaar over zouden kunnen praten. Maar juist dat lijkt in toenemende mate onmogelijk te zijn. De vrijheid die mensen nemen om hun eigen mening te kunnen zeggen, gaat niet gepaard met het nemen van verantwoordelijkheid voor het maatschappelijk debat. Een goed debat is een symfonie van een stem en een tegenstem, maar nu klinkt alles door elkaar. En de dirigent krijgt de schuld als het wordt stilgelegd. Wat is er toch aan de hand? ? Ik denk dat het antwoord hierin zit, dat ongemerkt er een sterke ideologisering plaatsvindt van de verschillende standpunten. Een ideologie is een compleet plaatje van de werkelijkheid. Over hoe we in de geschiedenis gekomen zijn tot nu en de problematiek van nu, hoe de verschillende groepen in de samenleving zich tot elkaar verhouden, en wat de gevaren en uitdagingen zijn voor de toekomst. Het mooie van een ideologie is dat je een compleet verhaal hebt. Het nadeel is dat dat hele verhaal niet meer op onderdelen is de bediscussiëren. Dit is het verhaal, punt uit. Ik merk in toenemende mate dat mensen niet meer in staat zijn kritisch naar hun eigen verhaal en uitgangspunten te kijken. En dat ze niet gehinderd door enige bredere kennis, aan hun eigen verhaal vasthouden als de complete werkelijkheid. Ze denken de wijsheid in pacht te hebben.

En daar waarschuwt Jakobus tegen. ‘Wie van u kan wijs en verstandig genoemd worden? Laat hij het daadwerkelijk bewijzen door een onberispelijk leven en door wijze zachtmoedigheid.’ Jakobus is de schrijver in de bijbel van ‘geen woorden maar daden’. Draai hem overigens niet om. Zeg niet dat hij bedoeld dat als je je maar fatsoenlijk gedraagt, je alles mag zeggen. Nee, in beide is wijsheid geboden. Dezelfde wijsheid die Spreuken stelt tegenover het zomaar verkondigen van je eigen mening zonder inzicht. En wijsheid komt niet van beneden, maar van boven. En als wij denken dat we zelf de wijsheid in pacht hebben, dan heeft de Waarheid het nakijken. Wie van ons kan wijs en verstandig genoemd worden? Laten we ons voor alles concentreren op een onberispelijk leven en wijze zachtmoedigheid. Niet geleid worden door jaloezie en egoïsme, maar vredelievend zijn, mild en meegaand.

Moeten we dan niet zeggen waar het op staat en kritisch naar de wereld kijken? Natuurlijk wel. Ook dat is verantwoordelijk zijn. Maar nooit vanuit onze eigen wijsheid, maar in openheid naar de Waarheid, alles onderzoekend en het goede behoudend. Niet gestoeld op meningen, maar op feiten. Want anders komt er helemaal geen vrede, maar iets anders dat zich nu al aan lijkt te dienen: een ideologische strijd. Een strijd tussen partijen die elkaar geen ruimte meer laten, die geen boodschap meer hebben aan elkaar, maar elkaar wel alles zeggen, waardoor de samenleving verhardt, geslotener wordt, en waardoor we de Waarheid verliezen. Dat staat er op het spel, en daarmee niet minder Jezus Christus zelf, die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Voor ons, voor elkaar en voor de toekomst.

Preek 31 juli 2011: Alleen barmhartig

Tekst: Nehemia 9: 15-20 en Mattheüs 14: 1-21

Podcast/geluidsfragment

Bij overbekende verhalen is het altijd de vraag hoe je die weer als nieuw kunt laten klinken. Zeker wanneer het verhalen zijn die in verschillende evangeliën staan, waardoor ze ook nog eens met een grotere regelmaat terugkomen. Zoals bij het verhaal van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Je kunt je dan focussen op verschillen, en daaruit bepaalde aspecten van het verhaal naar voren halen. Maar je kunt ook kijken naar de plaats die het verhaal heeft in het Evangelie waar je dan uit leest en overweegt. En in het geval van vandaag betreffen het zelfs twee verhalen die elkaar opvolgen. Ik heb ervoor gekozen niet uit de verhalen te kiezen, maar juist te kijken naar de verbinding tussen deze twee overbekende verhalen. Wat heeft die verbinding te zeggen over Jezus?

Tussen de twee verhalen over de dood van Johannes de Doper en de wonderbaarlijke spijziging zit een verbindingsstukje. Vers 13 en 14. Daar staat: 13 Toen Jezus hiervan hoorde, week hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze hem over land. 14 Toen hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde hij medelijden met hen en hij genas hun zieken.

Het is een stukje waar je misschien gauw overheen zou lezen. Maar vaak zijn het dit soort stukjes die het kader bepalen van de verhalen die daaromheen verteld worden.

Waarvan hoorde Jezus eigenlijk? Strikt volgens het verhaal hoorde hij van de dood van Johannes de Doper. Die was onthoofd na een morbide inlossing van de belofte van Herodes aan zijn dochter. Maar dat zal niet het enige zijn dat Jezus oppikte. Hij zal ook hebben voorzien dat er op het hof ook over hem gesproken wordt in relatie tot Johannes. Of, zoals het verhaal begint: 1 In die tijd hoorde ook Herodes, de tetrarch, over Jezus vertellen, 2 en hij zei tegen zijn hovelingen: ‘Dat moet Johannes de Doper zijn; hij is opgestaan uit de dood en daardoor beschikt hij over zulke wonderbaarlijke krachten.’ Jezus was dus voor Herodes een Johannes in het kwadraat.

En Jezus had Johannes heel hoog zitten. Niet alleen liet hij zich volgens het Mattheüs evangelie door hem dopen. Hij noemt hem in hoofdstuk 11 ook een profeet, zelfs meer dan dat, zegt hij. Maar Johannes is voor Jezus ook een overgangsfiguur. Jezus zegt: “Sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen. Want de profetieën van alle profeten en van de wet reiken tot de dagen van Johannes.”

De beer is los, zou je kunnen zeggen. Deze man in kemelharen pij is ongeremd, en bereidt geen geasfalteerde paden voor Jezus, maar een woeste keienweg waarin wordt afgerekend met al het kwade dat met de wet en de profetieën in de hand wordt gelegitimeerd.

Maar deze weg houdt op. Johannes is niet meer. Met het geweld, dat Jezus voorzag, is Johannes omgebracht. Met diens dood komt de dood van Jezus dichterbij. Op zich reden genoeg voor Jezus om zich terug te trekken. De vraag is alleen of we daarmee de volle betekenis van dit verbindingsstukje te pakken hebben. Waarom wilde Jezus naar een afgelegen plek om alleen te zijn? Vanuit menselijk perspectief kun je je heel veel voorstellen bij het terugtrekken van Jezus, maar dat menselijk perspectief vindt de bijbel op zich niet zo interessant. De bijbel gaat immers op zoek naar de verbinding tussen mens en God, in het bijzonder bij deze mens. En deze mens, Jezus, staat in dit verhaal niet aan de kant van de mens, maar aan de kant van God. In relatie tot Johannes is Jezus degene die komen zou. Als Johannes via diens leerlingen aan Jezus vraagt in hoofdstuk 11: ‘Bent u degene die komen zou of moeten wij een ander verwachten’, antwoordt Jezus: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden zullen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden op gewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekend gemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’

Dat Jezus dus zieken geneest nadat mensen hem weer gevonden hebben, duidt erop dat hij daar niet zit als aangeslagen mens onder de mensen, maar als aangeslagen mens van God. En toch, hij krijgt medelijden met de mensen die hem vinden en geneest hun zieken. En vervolgens geeft hij hun te eten. Het doet denken aan het hemelse manna, dat het volk Israël in de woestijn kreeg na de bevrijding uit Egypte. De eerste lezing uit Nehemia herinnert daar ook aan. De teneur van die lezing is: wat mensen ook deden, u, God, liet ons niet alleen. Hoezeer ze zich ook afkeerden van God, een andere leider aanstelden, en zelfs terugverlangden naar de slavernij; u, God, verliet ons niet.

Is dat helemaal waar? Een rare vraag misschien, maar ik bedoel daarmee: is dit een complete weergave van wat er toen in die woestijn gebeurde? Ja, naar het resultaat gemeten is het waar: God heeft hen niet verlaten. Maar wat gaat eraan vooraf? In Exodus 32 en 33 is te lezen hoe God worstelt in woede met het volk dat Hij onhandelbaar noemt. Ze vervaardigen zich een gouden stierkalf, dat ze ook nog eens toedichten dat het dat stierkalf was dat hen uit Egypte had geleid. Als Nehemia zegt: ‘Maar liefdevol als u bent, hebt u hen zelfs toen, daar in de woestijn, niet verlaten’ – dan zou je haast de indruk krijgen dat God uit liefde enkel met zijn hand over zijn hart streek. Maar dat is verre van het geval. Als God het volk verder stuurt naar het beloofde land, zegt Hij in hoofdstuk 33: ‘Maar ik trek niet met jullie mee, want jullie zijn een onhandelbaar volk en ik zou jullie daarom onderweg doden.’ Het is Mozes die God uiteindelijk wel zover krijgt met zijn volk mee te trekken, als hij zegt: ‘Als u niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken. Hoe zou moeten blijken dat u mij goedgezind bent, mij en ook uw volk, tenzij u met ons meegaat? Alleen dan nemen wij immers een bijzondere plaats in onder de volken die de aarde bewonen.’ God zei toen tegen Mozes: ‘Ik verzeker je dat ik zal doen wat je vraagt, want ik ben je goedgezind en ik heb je uitgekozen.’

We kunnen dus niet echt zeggen dat God zomaar het volk niet verlaat. Dus in de herinnering aan het hemelse manna in de woestijn, waarin het verhaal van de broodvermenigvuldiging staat, is het best logisch te denken dat het terugtrekken van Jezus ook een terugtrekkende beweging van God is. God wordt alleen gelaten door de mensen die zijn profeet Johannes vermoorden, net zoals het volk Mozes opzij schoof bij het maken van het gouden kalf. Jezus wil dan ook alleen zijn en trekt zich terug op een afgelegen plek.

Maar wat gebeurt er dan? Het frappante is dat hier Jezus ook de pas wordt afgesneden. Zoals Mozes God de weg versperde om het in zijn toorn te ontbranden, zo snijden de mensen hier Jezus de pas af op weg naar een afgelegen plek. Want er staat dat hij de menigte zag ‘toen hij uit de boot stapte’.

Wat gebeurt er vervolgens? Jezus voelde medelijden. Tja, dat is een beetje mager vertaald. Het gaat hier niet om medelijden in een algemene menselijke zin, maar om barmhartigheid. Barmhartigheid is een woord waarin zowel in onze taal als in het oorspronkelijke woord van het hebreeuws van het oude testament het woord ‘baarmoeder’ zit. Het gaat om een intense, inwendige, lijfelijke emotie waar het hele lichaam mee gemoeid is. Niet iets dat alleen maar van buiten naar binnen komt, maar vooral van binnen naar buiten. En als de bijbel over barmhartigheid van God spreekt, dan zit daar altijd een omkering in. Jezus keert zich om van de afzondering die hij wilde naar de mensen die op hem een appèl doen.

En wat doet Jezus dan? Hij genas de zieken. Hij pakt daarmee de lijn op van Johannes de Doper, toen Jezus aan hem antwoordde dat Jezus degene was die zieken zou genezen. Oké, God verlaat zijn mensen niet, dat klopt, maar er was wel een omkering nodig. En dat gebeurt in God zelf. Het zijn mensen of een enkele mens, zoals Mozes, die Hem de weg versperren, maar uiteindelijk is het iets in God, zijn Barmhartigheid, zijn innerlijke beroering om de mens, die Hem weer naar ons toekeert. Zoveel houdt Hij van ons, overvloedig, zoals de wonderbare spijziging laat zien. Maar Hij doet dat niet zomaar. Niet vanwege ons, maar wel om ons, vanuit Zijn Liefde. En met een appèl ook aan ons allen. Vijfduizend man werden er gevoed. Vijfduizend delen in de vreugde van de Thora, de wet van Mozes. Het is het brood van de vijf boeken van Mozes.

De maaltijd krijg je niet zomaar. Niet vanwege ons, maar wel om ons, uit Gods liefdevolle Barmhartigheid. Dat mag ons dankbaar stemmen. We moeten God niet voor lief nemen in zijn overvloedige liefde voor ons. Anders hebben we geen poot om op te staan. Maar God is ons barmhartig. Goddank.