maandag 19 maart 2012

Gastblog Stella Kralt: Woorden hebben kracht – “Wat je zegt ben je zelf”

Voordracht van Stella Kralt tijdens de experimentele jongerendienst in Waalwijk van zondag 18 maart.

Elke keer als ik aan het thema dacht, kwam ik automatisch uit bij een herinnering van vroeger. Het zit namelijk zo, 'wat je zegt ben jezelf' is een rijmpje van vroeger. Niet het leukst rijmpje, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik als kind van een jaar of 10, 11 geen idee had wat ik precies zong wanneer ik met vriendinnetjes buiten speelde op soortgelijk zonnige middagen, aan het begin van de lente. Het rijmpje gaat zo:

Wat je zegt ben je zelf
Met je kop door de helft
Met je kop door de sloot
Ben je morgen lekker dood

Zoals ik al zei, ik had toen geen idee wat ik zong. Maar toen ik bezig was met de voorbereidingen moest ik denken aan dat rare rijmpje, en samen met de tekst uit Spreuken die ik zo wil lezen met jullie vormt het de rode draad in dit verhaal.

Maar laat ik me eerst even fatsoenlijk voorstellen! Mijn naam is Stella Kralt, en ik ben 20 jaar. Vorig jaar oktober publiceerde uitgeverij Ark Media mijn 1e boek Geloof je 't zelf, waarvan er nu al meer dan 500 zijn verkocht. Geloof je 't zelf is een bundeling van columns die eigenlijk over een heleboel thema's gaan. Ik heb een inkijk exemplaar mee genomen want de ervaring leert dat de meeste studenten geen contant bedrag aan 12,95 bij zich hebben en ik heb geen pinapparaat. Maar als je een kijkje wilt nemen of vragen hebt, spreek me dan gerust na de dienst even aan. Je bent meer dan welkom!

Goed, het thema. De tekst: Spreuken 18:21 'Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie zijn tong graag gebruikt zal de vrucht ervan eten!'

Ik vind deze tekst elke keer zo sterk. Ik zal je uitleggen waarom. Ik vind dit thema niet het makkelijkste thema om over te spreken, maar ik heb het gekozen omdat ik geloof dat God het op mijn hart heeft gelegd. Woorden hebben kracht. Woorden hebben kracht om te vernietigen, woorden hebben kracht om kapot te maken, woorden hebben kracht ons te verwonden, woorden hebben kracht om onze ziel pijn te doen, woorden hebben kracht om groter te lijken dan het is. Als ik op mijn eigen jeugd reflecteer dan is dat heel goed van toepassing. In hetzelfde dorp waar ik met mijn vriendinnetjes het rare rijmpje zong, stond ook een schooltje en op dat schooltje ben ik gepest vanaf groep 3. Ik werd geestelijk kapot gemaakt door wat er werd uitgesproken over elke dag dat ik op school was. Woorden van ontmoediging, met als gevolg dat ik me niet geaccepteerd voelde en onzeker. Ik was graag op mezelf, voelde me eenzaam in een groep waar iedereen sterker en groter leek. Dat was niet zo maar negativiteit in ons spreken kan dat beeld vergroten. Ik was bang, ik was bang voor het donker, ik was bang om nieuwe vrienden te maken: want ja, ze zouden me toch wel stom vinden. Als ik op een verjaardag was met mijn zusjes dan durfde ik met niemand anders dan mijn zusjes te praten alleen die waren zelf zo spontaan dat ik al gauw toch alleen over bleef met m'n schoteltje gebak. Zo bang als ik was om nieuwe vrienden te maken, zo bang was ik om langs een rij scholieren te fietsen. Ik reed dan gerust door hoosweer 3 kilometer om.

En ik denk dat woorden die ik uitsprak hierin een belangrijke rol vormen.

OK, dus ik werd gepest, raakte hierdoor onzeker en wat niet allemaal meer en daardoor begon ik, logisch, ook negatief over mezelf te denken en te spreken. Ik raakte depressief, ik denk dat we allemaal wel eens een baaldag hebben maar depressiviteit is net een graad erger. Ik sprak woorden van dood uit over mezelf.

Woorden van dood?

Ja, woorden van dood. Precies zoals er staat in deze tekst, ik gebruikte mijn tong graag. Ik vond het heerlijk om over mijn depressiviteit te praten, alsof ik een laatste strohalm had om mezelf aan vast te klampen. Simpelweg omdat er werkelijk ook heftige dingen aan de hand waren, maar ik wist er niet mee om te gaan. En ik sprak woorden van vernietiging uit over mijzelf. Continue, ik sprak mijn onzekerheid uit, ik “bevestigde” mijzelf steeds opnieuw omdat ik me van binnen zo rot voelde. Ik at mijn eigen “vruchten”, de vruchten die ik uitsprak en die alleen maar een bittere smaak achter lieten.

Ik heb nagedacht over het eerste stukje van de tekst: dood en leven zijn in de macht van... Van wie? Niet van wie, maar van wat: de tong! In eerste instantie zijn we geneigd om satan de schuld te geven. Zo van: oh, jij spreekt woorden van vernietiging uit over jezelf: dat komt van satan.
Ik denk dat we deze tekst letterlijk mogen nemen: ik ben degene die mijn tong in bedwang kan houden. Hier kom ik sowieso later op terug. Maar laat dat eens tot je door dringen: wij hebben macht om met onze tong woorden van LEVEN of woorden van DOOD uit te spreken.

Ik sprak woorden van vernietiging uit over mezelf. Dit hield ik in stand door het steeds te herhalen, ik was onzeker enzovoort. Ik hield mezelf geen spiegel voor maar een blinddoek. Uiteindelijk werd ik daar niet gelukkig van, want ik begon te verlangen naar de dood. Ik ben een paar keer met mijn ogen dicht over een drukke rotonde overgestoken, toen er een dikke vrachtwagen aan kwam rijden.

Op naar de volgende tekst: 'Als de mens iets goeds zegt heeft hij een gevoel van welbehagen: hij voedt zich met de vruchten van zijn mond'

Als we het goede uitspreken, zullen we dus een innerlijke tevredenheid ervaren. Woorden hebben kracht om te bemoedigen, woorden hebben kracht om op te bouwen, woorden hebben kracht om iets positiefs neer te zetten, woorden hebben kracht om ons te laten stralen! In die periode dat het heftig was had ik gelukkig 1 lief persoon naast me staan: mijn zus. Wel meerdere personen trouwens, maar mijn zus was iemand die zich niet misleiden liet door mijn depressieve gevoel: nee, ze liet God daar boven staan. Ze liet zijn genade regeren: ze gaf me een schop onder mijn kont wanneer ik het nodig had, trok me uit de put en vertelde me even kort en krachtig hoe het precies zat met me als ik weer een bui had.

Zulke mensen hebben we nodig, mensen die ons bemoedigen. Juist in de tijd dat het even niet lekker gaat hebben we mensen nodig die ons de waarheid vertellen en Jezus prediken! Omdat het niet werkt om elkaar alleen maar in die put te houden, hoe goed we het ook bedoelen. En dat zal niet alleen onszelf goed doen, maar ook henzelf. Omdat ze iets goeds uitspreken, omdat ze woorden van LEVEN uitspreken over anderen en over zichzelf. En dat bouwt op!

Maar, hoe goed mijn zus dat soms ook bereikte: ik kon dat direct onderuit halen met mijn eigen tong. Want jij hebt die macht, zij heeft die macht en ik heb die macht. God heeft die macht ook! Hij zei: er is licht! En er was licht. Ik zeg: jij bent lelijk, en jij gaat je lelijk voelen, onzeker. En misschien niet na een keer of twee, maar als ik jou dat iedere dag ga vertellen dan zul je je niet zo happy voelen. Het zal niks opbouwen en daarbij is het ronduit egoïstisch van me. Want wat doe ik: ik onthoud jou van Gods liefde. En mezelf trouwens ook overigens, als we op Jezus willen lijken zal ons spreken ook zuiver moeten zijn. En dat werkt alleen wanneer we woorden van leven uitspreken naar anderen, want zo kunnen we anderen en onszelf niet vervuilen. Woorden kunnen dus iets scheppen, een goede sfeer van bemoediging en leven of een negatieve sfeer van vernietiging en dood. En daarbij, de geestelijke wereld hoort het ook:

De geestelijke wereld?

Ja, de geestelijke wereld. De wereld naast deze wereld, een onzichtbare wereld van God, engelen, satan en demonen. En daar hoef ik niet spooky over te gaan doen, helemaal niet: maar die wereld is er wel. En wat we uitspreken naar elkaar toe, spreken we ook uit in het geestelijke. Dus het is heel essentieel dat we dit met zorg doen, omdat woorden van LEVEN opbouwen en woorden van DOOD vernietigen!

Als we woorden uitspreken die onszelf en de ander GOED doen, dan is satan daar allergisch voor. Satan heeft last van smetvrees voor alles wat van God komt. Maar als we woorden uitspreken die een ander ontmoedigen: bijv. roddelen, arrogantie, enzovoort, dan zetten we een deur open voor satan. Omdat hij een missie heeft: dood en verderf draaien, vernietigen en onderuit halen. Satan wil niet dat we lieflijk en vol lof over anderen en onszelf praten, satan wil niet dat we elkaar complimenteren, satan wil niet dat we actief bezig zijn in de kerk en onze naaste helpen, satan wil niet dat we erop uit zijn om het goede over te brengen.
En satan weet dat ons spreken, onze tong een zwak zintuig is. Dus, wat God kan scheppen door het goede te noemen, want God is goed, kan satan creëren door ons het verkeerde te laten scheppen met onze woorden. Onze woorden hebben kracht, kracht om te scheppen.

Ik heb een lieverd van een vriendin die haar vriendje is verloren. Hij kreeg een auto ongeluk en was op slag overleden. Dan heb je 4 jaar verkering en ineens is je toekomst weg. Dat is ontzettend rot om doorheen te gaan. Helaas heeft deze lieve vriendin ook altijd haar zorg en angsten uitgesproken, ze controleerde haar vriend dusdanig omdat ze zo'n enorme angst had ontwikkeld om hem te verliezen, dat ze dit voortdurend uitsprak. Het was alsof het centraal begon te staan in haar leven. En weet je, ik ga niet zeggen dat het dan allemaal haar schuld is dat hij verongelukte. Natuurlijk niet. Maar het heeft me wel aan het denken gezet, want als onze woorden echt zo krachtig zijn, moeten we daar dan niet heel voorzichtig mee omgaan? En is het dan niet intens belangrijk om hier goed over na te denken: om na te gaan denken wat we delen, schrijven, zeggen tegen onszelf en elkaar?

Een tekst die dit voor mij bevestigt is Spreuken 13: 3 “Wie zijn mond op slot houdt waakt over zichzelf, wie zijn lippen hun gang laat gaan stort zich in het verderf”.

Wat een duidelijke tekst!

De volgende, staat niet op de beamer maar we kunnen 'm natuurlijk altijd even op zoeken:

In Jacobus 3:5 en 6 staat: “Zo is ook de tong een klein orgaan, maar wat een grootspraak kan hij voortbrengen! Bedenk eens hoe een kleine vlam een enorme bosbrand veroorzaakt. (6) Onze tong is net zo’n vlam: een wereld van onrecht, die onze lichaamsdelen in brand steekt. Want hij besmet het hele lichaam, hij steekt het rad van het leven in brand, met vuur uit de Gehenna.”

Iets creëren zet dus iets in beweging: deze tekst uit Jacobus vergelijkt onze tong met een klein geniepig vlammetje, maar als we niet op tijd Brandweerman Jezus laten komen wordt het een enorme bosbrand! Een brandweerman waakt, hij kijkt of er nog wat te blussen valt: wel Jezus wil 24/7 onze post zijn, de wachter op onze lippen zoals Psalm 141:3 zegt. Dus Jezus wil niet alleen onze wachtpost zijn, maar Hij wil ook de gevolgen op Zich nemen: sterker nog, dat heeft Hij al gedaan.

Als je je mond op slot houdt, als je Jezus gaat vragen om voor jouw mond, jouw spreken te waken: dan zal je je leven bewaren. Dan zullen er geen woorden van dood en vernietigen over je lippen heen komen, omdat je je mond bewaart.

Informatie over Stella's boek is hier te vinden. Ze is verder te vinden op haar blog, op twitter en op facebook

zondag 18 maart 2012

Ezechiël in de Veertigdagentijd 2012: week 4



Ezechiël 17

[In de pastorietuin met een vuurtje]

(gebruiksvoorwerpen: maïskolf, haardblok, popcorn)

Dag allemaal!
Kom maar even lekker rond het vuur zitten.
Wat zorgt God goed voor ons hè?
Al dat groen hier om ons heen, genoeg om van te leven!
Wat zeg je? Deze planten kun je niet eten?
Ja, dat is waar.
Maar God heeft ook een aantal planten gezaaid die we wel kunnen eten.
Kijk maar: weet je wat dit is?
Ja, dit is maïs.
Alleen: het is niet zoveel, vind je wel?
Dit is alles wat ik en alle Israëlieten voor vandaag te eten hebben.
En ik heb wel een rammelende honger.
Nou, eerst maar eens deze maïskorrels in een pan doen.

Soms hè, dan denk ik wel eens: God zegt het allemaal wel zo mooi dat Hij voor ons zorgt.
Maar ondertussen zitten we hier wel in ballingschap.
Ballingschap betekent dat we zijn meegenomen door een ander volk naar hun land,
en dat we niet meer naar huis mogen.
En hier zitten we dan nu.
Is dat de manier waarop God voor ons zorgt?

Mmmm, wat ruik ik?
Dat moet bij de buren zijn, bij een ander volk dan het onze.
Eens even kijken…

[Kijkt om de hoek bij coniferenhaag]

O kijk nou; daar hebben ze veel meer te eten dan wij.
En het lijkt wel alsof hun goden veel beter voor hen zorgen dan onze God.
Eigenlijk zou ik wel naar hen toe willen…
Maar nee, dat kan niet.
God zou voor ons zorgen, en bij Hem hebben we het goed.
Zegt Hij.

Eens kijken of mijn maïskorrels al klaar zijn.
Het zal mij benieuwen!

[nieuw shot: maïskorrels vervangen door popcorn]
Kijk nou eens: wat veel!
Ik dacht dat we maar weinig van onze God hadden gekregen,
maar het is echt meer dan genoeg voor iedereen!

Vandaag horen jullie in de kindernevendienst een verhaal over Jezus.
Er kwamen heel veel mensen naar Jezus luisteren, wel 5000 man,
en op een gegeven moment hadden ze natuurlijk honger.
Maar zou God nu ook voor iedereen genoeg te eten hebben?
De leerlingen hadden maar vijf broden en twee vissen.
Maar weet je, toen Jezus uit ging delen, bleek er genoeg te zijn voor iedereen!
Er waren zelfs nog twaalf manden vol met brood over!
Net als bij de maïskorrels dachten de leerlingen dat ze nooit genoeg te eten hadden,
maar er bleek meer dan genoeg, een overvloed te zijn, voor iedereen.

Maar genoeg gepraat.
Weet je wat ik eigenlijk graag had willen worden? Brandweerman!
Laat ik dus eerst maar eens dit vuurtje blussen.
Wacht ff: er komt geen water uit, waarom niet?

[spuit in zijn gezicht]

Pffff, nou tot volgende week!

zondag 11 maart 2012

Ezechiël in de Veertigdagentijd 2012: week 3



3. Ezechiël 14: 12-23

[in een klaslokaal]

Dag allemaal!
Welkom hier op school.

Weten jullie nog wat mijn naam is? Ja, Ezechiël.
en weten jullie nog wat die naam betekent? Mijn naam betekent: God maakt sterk.

En waarom maakte God mij sterk? Omdat ik de Israëlieten moest gaan vertellen dat ze moeten veranderen, omdat ze nu niet goed leven.

En je moet heel sterk zijn om mensen te durven vertellen dat ze moeten veranderen,
want dat willen ze niet horen.

De mensen vinden al gauw dat ze het goed genoeg hebben gedaan.

En bovendien wijzen ze ook vaak naar anderen die het al goed gedaan hebben.

Kijk eens, Ezechiël, zeggen ze dan tegen mij, mijn buurman is een heel goed mens, of: mijn vriend doet hele aardige en goede dingen, of: kijk eens, die vrouw is zo aardig, Ezechiël. Verandert dat niets iets aan je strenge oordeel, Ezechiël? Als een paar mensen goede dingen doen, dan is het toch allang goed? Niet zo streng zijn, Ezechiël!

Tja, ik kan me dat best voorstellen dat ze zo denken. Maar gelijk hebben ze niet. Dat vertelde God mij ook.

God zei: stel dat er onder de Israëlieten drie mensen wonen die goede dingen doen. En hij noemde toen drie belangrijke mensen uit de bijbel die goede dingen deden: Noach, Daniël en Job. God had een hele hechte vriendschap met deze drie goede mannen.

En God zei tegen mij: stel nu dat zij onder de Israëlieten zouden wonen, zou de rest dan kunnen zeggen: nou, dan hoeven wij geen goede dingen meer te doen, want we hebben Noach, Daniël en Job al die goede dingen doen?
Dat is toch raar?

Stel, dat er hier in de klas, drie leerlingen zijn die goed opletten.
Die alles netjes doen wat de juffrouw zegt.
Die stil zijn, die geen kauwgum eten, die niet hun tong uitsteken als de juffrouw even niet kijkt, die geen geheime briefjes doorgeven.
Stel dat er nu drie van die leerlingen zijn die dat niet doen,
en de rest doet het dan allemaal wel,
doet de hele klas het dan goed?
of alleen die drie leerlingen?
Die drie leerlingen natuurlijk!

En stel nu dat de andere leerlingen straf krijgen, omdat ze niet goed hebben opgelet en zo,
kunnen ze dan zeggen: maar er waren er toch drie die wel goed opletten, dus wij mogen geen straf krijgen?
Natuurlijk niet.

Daarom zei God tegen mij: vertel de Israëlieten dat het erom gaat dat iedereen zelf goede dingen doet.
Dat je niet kan zeggen: o mijn buurman heeft al iets goeds gedaan, dus ik hoef dat niet meer te doen.
Of: ik heb een vriend die heel veel goede dingen doet, dan mag ik best wat minder goede dingen doen.
Nee, het gaat erom dat je niet zegt: ja, maar hij of zij heeft iets goeds gedaan, maar dat je zelf iets goeds doet.

Vandaag gaan jullie in de kindernevendienst een verhaal horen over Jezus die boos is op mensen die foute dingen doen in de tempel. Deze mensen denken dat als ze toch in de tempel zijn, waar allemaal goede mensen zijn, dat zij dan niet meer zo nodig goede dingen hoeven te doen, en gewoon aan zichzelf mogen denken.
Maar dat is niet waar.
Jezus gaat deze mensen vertellen dat ook zij goede dingen moeten doen, ook al kennen ze nog zoveel mensen die wel goed doen, of zijn ze in een gebouw met heel veel goede mensen.

Maar goed, het kan geen kwaad natuurlijk om af en toe een geintje uit te halen…
Weet je wat ik vroeger altijd deed? Dan vouwde ik van een blaadje een vliegtuigje en dan…

[Juf Maaike]: Ezechiël!!! Denk erom!!!

O ja, sorry… Eh, tot volgende week!

De geleide leider - over politieke en bijbelse leiders - preek 11 maart 2012 in Boxmeer

Tekst: Numeri 27: 12-23 en Johannes 10: 22-30

Geluidsfragment/podcast

Meer dan aan het einde van de vorige eeuw zijn wij op zoek naar leiders. En de opgang en neergang van politieke partijen lijkt slechts af te hangen van de vraag of de leider van de politieke partij ook bepaalde leiderscapaciteiten heeft. En zo schommelen de opiniepeilingen. Een van de politieke partijen die nu heel groot is in de opiniepeilingen is de SP, van uw Emile als ik het zo mag zeggen. En dat lijkt louter toe te schrijven aan bepaalde capaciteiten bepaalde vlotheid, een bepaalde bekendheid met de problemen, een bepaalde vertrouwdheid met mensen en noem maar op van de leider van zo’n politieke partij.

Deze week is het ook tien jaar geleden dat Pim Fortuyn zijn eclatante overwinning behaalde bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam. Wellicht herinnert u zich die beelden nog, van een bomvol stadhuis, en Pim Fortuyn die tegen de verslaggever zei: ‘Het is mij zwaar te moede.’ En daarna dat merkwaardige lijsttrekkersdebat. Misschien heeft u het deze week nog gezien bij Pauw&Witteman of elders. Al die leiders die bij elkaar zaten, de een nog onderuitgezakter dan de ander. In het bijzonder natuurlijk Ad Melkert die niet begreep wat daar gebeurde. En mij gaat het niet om de analyse van ieder afzonderlijk, maar wel om wat daar gebeurde. Daar zat Pim Fortuyn. En zijn partij zou een grote overwinning halen. De PvdA van deze zelfde Ad Melkert is op dit moment op zoek naar een leider, met heuse leiderschapsverkiezingen en een campagne door heel het land. Gisteren was Ronald Plasterk in Waalwijk. En zo toeren de potentiële leiders door het land. Ongekend voor die partij en ook voor onze politiek.

Wat maakt iemand nu tot een leider? Pim Fortuyn uitte zijn visie over leiderschap in bijbelse termen: “De bekwame leider is de bijbelse goede herder. Hij is normsteller en bruggenbouwer. Hij is streng en barmhartig. Hij schildert ons het beeld van de toekomst, ontwerpt handelingsmogelijkheden, maar doet dat alles in het besef van falen en zondigheid, in de wetenschap dat de weg belangrijker is dan het doel. Hij zal de goede herder zijn die ons leidt naar het vaderhuis.”

Vandaag bij het lezen van het verhaal van De Goede Herder moeten we vaststellen dat er ook een omslag in het denken over leiders in de kerk plaatsvindt. Van een belangrijke persoon in het dorp werd een predikant en een priester iemand die vooral niet teveel pretenties moest hebben in de seculiere samenleving en gewoon moest doen waarvoor hij is aangesteld: mensen troosten en bemoedigen en als het tegenzit, als laatste het licht uitdoen, want geloven kun je ook in je eentje. Dat zeg ik wat kort door de bocht, maar het is bedoeld om het af te zetten tegen een nieuwe trend. Want meer en meer zie je in profielschetsen en in opleidingen een roep om de ‘geestelijk leider’. Iemand die mensen voorgaat, inspireert, de weg of verschillende wegen wijst, grenzen durft over te gaan op weg naar een ongedachte toekomst. Een samenbindende figuur, waarbij ieder zichzelf kan zijn, maar ook betrokken wordt op het geheel. Een geestelijk leider overigens, waarbij we nog wel zo nuchter blijven dat hij of zij zich niet moet willen identificeren met de Goede Herder, al kan het geen kwaad goed naar Hem te luisteren.

Maar voordat we dat doen zien we in Numeri eerst een leiderschapswisseling. Een van de belangrijkste uit de bijbelse geschiedenis. En een van de meest dramatische. Mozes zal het beloofde land, waar hij het volk van God naartoe heeft geleid zelf niet binnengaan. Kennelijk heeft hij zich gediskwalificeerd. En anders dan je elders leest, in Deuteronomium, kunnen we dit niet in zijn geheel op het conto schrijven van het volk. Nee, door God wordt concreet aan Mozes en Aaron iets verweten, waardoor ze zich gediskwalificeerd hebben. Maar anders dan in Deuteronomium is nog niet zo makkelijk te achterhalen wát Mozes en Aaron dan fout hebben gedaan. Er staat: “Dat is omdat jullie in de woestijn van Sin, toen de Israëlieten met verwijten kwamen over water, tegen mijn bevel zijn ingegaan en in hun bijzijn geen ontzag hebben getoond voor mijn heiligheid.” Er staat bij: “Dat was het water van Meribat-Kades in de woestijn van Sin.” Daarvoor moeten we zeven hoofdstukken terug, waarin we horen dat het volk Mozes verwijten gaat maken, als er geen water meer is: “Waarom hebt u het volk van de Heer naar de woestijn gebracht? Om ons hier te laten sterven, met ons vee? Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte en ons naar dit afschuwelijke oord gebracht? Er is hier geen koren, er zijn hier geen vijgenbomen, geen wijnstokken en geen granaatappelbomen. En drinkwater is er ook niet.” Het volk, midden in de woestijn, ziet geen perspectief meer en verlangt alleen maar terug naar de vleespotten uit het angstland Egypte. Liever geknecht worden door de bittere realiteit dan vasthouden aan illusies.

Vervolgens wenden Mozes en Aaron zich tot God in de ontmoetingstent en Hij zegt Mozes zijn staf op te nemen en de rotsen te bevelen water te geven. Dat lijkt Mozes op te volgen. Hij neemt zijn staf, roept het volk bijeen, slaat twee keer met zijn staf op de rotsen en het water stroomt eruit. Toch verwijt God Mozes en Aaron hetzelfde waaraan Hij in het stuk van vandaag hen aan herinnert: “Omdat jullie niet op mij vertrouwd hebben, en in het bijzijn van de Israëlieten geen ontzag getoond hebben voor mijn heiligheid, zullen jullie dit volk niet in het land brengen dat ik het geef.” Maar waar blijkt dat wantrouwen nu uit? Dat ze God om hulp hebben gevraagd? Nee hoor, want die geeft Hij en verwijt noch Mozes en Aaron, noch het volk, iets. Ligt het dan aan de uitvoering? Sommigen beweren dat er gebrek aan ontzag schuilde in het rammen op de rotsen met de staf. Zoiets was strikt genomen niet nodig geweest. Enkel woordelijk bevelen was voldoende geweest volgens God.

Misschien moeten we nog secuurder lezen. En misschien niet kijken wat ze doen, maar wat ze zeggen, Mozes en Aaron. Mozes zegt: “Luister, opstandig volk, zullen wij voor u uit de rots water laten stromen?” Hoor je nu ook dat Mozes een tegenstelling maakt die God helemaal niet maakt? Een tegenstelling tussen het volk, dat opstandig wordt genoemd, en Mozes en Aaron zelf, die het wel even zullen oplossen? Is hier nog iets te merken van het op gezag van God water uit de rotsen laten komen? Hier zit het gebrek aan ontzag voor God in: dat Mozes en Aaron zich stellen tegenover het volk dat God wil voorzien van water, en dat zij zich het wonder toeeigenen. Alsof zij het voor elkaar hebben gekregen. Ze gebruiken het wonder om hun gezag zeker te stellen. Zo hebben zij zich niet afhankelijk van God willen tonen, en dus Hem gewantrouwd, en hadden ze geen ontzag voor zijn heiligheid. Want dat God heilig is, betekent dat Hij apart is. Anders dan wij. Ontzag hebben voor Hem betekent dat je je nimmer toeeigent wat alleen van Hem kan komen. Waarin God anders is.

Precies omgekeerd speelt dezelfde kwestie bij Jezus, de Goede Herder. Ook daar lijkt Hem te worden verweten dat Hij zich met de daden van God identificeert. Na het stuk van vandaag dreigen ze Hem te stenigen, want, zo zeggen ze: “u bent een mens, maar u beweert dat U God bent!” Het zijn niet Zijn daden die ze Hem verwijten, maar zijn identificatie met God, als Jezus zegt: “De Vader en ik zijn één.”

Maar de kwestie ligt precies andersom, en daar probeert Jezus de Joden die hem aanspreken van te overtuigen. Hier wordt Jezus niet door God gediskwalificeerd, maar door de mensen. In tegenstelling tot Mozes zegt Jezus niet dat alles op Zijn conto kan worden geschreven, als ware het op eigen gezag dat Hij alles tot stand brengt dat Hij doet. Nee, de Joden die om Hem heen staan brengen een ongeoorloofde scheiding aan tussen Jezus’ daden en de afkomst van die daden. Alsof zij niet willen erkennen dat God zo dichtbij is en voor hen zorgt. Want Jezus zegt heel duidelijk dat wat Hij doet Hij namens God doet. En dat die daden getuigen over Jezus. Maar wederom is er geen vertrouwen en ontzag. De daden worden voor lief genomen, en voor de Gever is geen ontzag. Door de daden voor lief te nemen, wordt de Gever niet apart gesteld, niet geheiligd. Jezus probeert hen duidelijk te maken dat wat de Vader Hem gegeven heeft, alles te boven gaat. Uitstijgt dus boven het alledaagse. En daar hoort heel Jezus’ persoon ook bij. We moeten proberen te leren vertrouwen dat wat van God komt, niet in het alledaagse voorhanden is, maar dat we God daarvoor danken en op Zijn zorg vertrouwen. Dan heiligen we hem. Dan luisteren we naar zijn stem. Niet als een stem die we zelf laten klinken, maar een stem van gene zijde, die ons aanspreekt. Aangesproken worden wij gekend, en opgeroepen te volgen. En deze leider leidt ons niet zomaar ergens heen. Jezus zegt: “Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven.”

vrijdag 9 maart 2012

'Wat je zegt ben je zelf!' Stella Kralt tijdens de jongerendienst op 18 maart in de Ambrosiuskerk

Op zondag 18 maart om 10.00u organiseert de Protestantse Gemeente Waalwijk een experimentele jongerendienst. Band Bricks verzorgt de muziek. Spreekster is Stella Kralt. Ze is 20 jaar en auteur van haar eigen weblog.

Onlangs zijn haar blogs gebundeld in een boekje: ‘Geloof je ’t zelf?’. De teksten en columns zijn de ene keer recht voor z’n raap en nuchter zijn, de andere keer open en ontroerend. Het gaat over alledaagse dingen, maar ook over grote vragen. Het is herkenbaar, grappig, intiem, diepzinnig en luchtig. Dat is Stella. Dit is haar wereld, de wereld zoals zij die ziet. Geloof je ’t zelf? zet de lezer aan het denken.

Tijdens de jongerendienst zal zij spreken over het thema: ‘Wat je zegt ben je zelf’. Het gaat over de kracht van woorden, die kunnen opbouwen en afbreken, en over het Woord van God dat ons helpt tegen afbrekende woorden in te gaan. De dienst wordt gehouden in de Ambrosiuskerk, Ambrosiusweg 25 in Waalwijk, en begint om 10.00u. Ds. Otto Grevink gaat voor. De dienst wordt mede voorbereid met jongeren uit de kerk.

maandag 5 maart 2012

Ezechiël in de Veertigdagentijd 2012: week 2



Ezechiël 3: 22-27

[Ezechiël zit bovenaan de berg]

Hé, daar heb je Ezechiël weer, de profeet die zei dat de mensen moesten veranderen.

[Ezechiël staat op en praat met zijn rug naar het dal in de lucht]

Hé, wat staat Ezechiël daar nu boven op de berg te doen?
Het lijkt wel alsof hij met God aan het praten is.
Ezechiël. Ezechiël!

[Ezechiël draait zich om]

Wat heb je ons te vertellen Ezechiël?

[Ezechiël praat naar beneden met hevige gebaren]

We verstaan je niet.
Kun je meer naar beneden komen in het dal waar alle mensen zijn?

[Ezechiël komt naar beneden en als hij wil praten kijkt hij verschrikt omhoog en gaat de camera razendsnel naar de lucht – bij wijze van stralend licht]

Kijk nou, wat een stralend licht! Oogverblindend!!
Dat licht moet van God komen.

[Als de camera teruggaat heeft Ezechiël zich voorover op de grond gebogen, en staat daarna weer op. Hij wil gaan praten maar heeft geen stem.]

Wat is dat nou, Ezechiël?
Heb je geen stem meer?
Net nu je bij ons in het dal bent,
net nu je namens God kunt gaan zeggen dat we moeten veranderen,
heb je geen stem meer.

[Ezechiël gaat op de grond zitten met zijn handen onder zijn knieën als waren ze gebonden, net als zijn voeten.]

Ezechiël, wat balen dat je geen stem hebt,
en niet kunt vertellen dat mensen moeten veranderen.
Misschien wil God wel dat je eerst goed nadenkt
voor je wat gaat zeggen.
Want je zegt het niet zomaar,
je zegt het omdat God het wil.

Weet je dat de leerlingen van Jezus ook een stralend licht hebben gezien?
Ze keken toen vanuit het dal de berg op waar Jezus naartoe was gegaan.
En Jezus was daar niet alleen.
Daar waren ook Mozes en Elia.
Zij hadden ook namens God gezegd dat mensen moesten veranderen.
En Jezus zou dat ook gaan zeggen tegen alle mensen die onderaan de berg wonen in het dal.
Dat verhaal gaan de kinderen nu horen in de nevendienst.

Ezechiël, wil je de kinderen nog iets zeggen?
[Bordje: nee, ik ben stom;)]
[Bordje: doe ze de groeten!]
[Bordje: tot volgende week!]

zondag 4 maart 2012

Nog geen verzoening - preek 4 maart 2012

Tekst: Ezechiël 3: 22-27 en Marcus 9: 2-10

Geluidsfragment/podcast

Er zijn van die momenten dat je je afvraagt waar je het allemaal nog voor doet. Als wat er uit je handen komt niet meer constructief is; als wat je woorden teweeg brengen niet meer hoopgevend is; dan kun je op een moment komen dat je je afvraagt waar je het allemaal nog voor doet. We houden niet van dat soort momenten. Ze slaan ons terneer. We houden niet van crises. Ook als je te snel zegt dat elke crisis een kans is, dan ontken je het crisisgevoel. En de Veertigdagentijd is zo’n crisistijd. Ja natuurlijk, het wordt Pasen, dus alles lijkt goed te komen, maar nu nog niet, sterker nog, nu niet. Het is niet veertig dagen de adem in houden in de hoop dat het zo vaart niet zal lopen en het gauw voorbij is. Nee, het is veertig dagen, elk jaar, niet korter omdat het wel mee zal vallen. Nee, veertig dagen crisis. Of we het nu willen horen of niet, of ik het nu wil zeggen of niet. Het kan geen Pasen worden zonder Goede Vrijdag. En we kunnen daar niet onderuit. Crisis wordt het, is het.

In deze veertig dagen volgen we de profeet Ezechiël die aan Babels stromen met de Israëlieten in ballingschap zit. Een diepe crisis in het bestaan van het volk. Van huis en haard verdreven, en niet zonder eigen schuld. Wanneer je van de heb bent, verlies je vanzelf wie je bent. Het volk was niet meer herkenbaar. Niet meer herkenbaar in waar het voor stond. Niet meer herkenbaar in wie het was. Het volk had zich toegelegd op andere dingen. Op andere dingen die ver af stonden van wie ze waren. Dingen die ver afstonden van de tien geboden, hun grondwet en grondprincipes. En dat hou je niet vol. Wanneer je te lang van jezelf verwijderd bent, ontstaat vanzelf ballingschap, vervreemding, een geestelijke crisis. Waar staan we voor?

Dat zal ook de enige leidende vraag moeten zijn in het bestrijden van de huidige economische crisis: Waar staan we voor? Geen enkele crisis laat zich bestrijden met de vraag: hoe lossen we die op? Een crisis laat zich pas echt bestrijden als je terugkeert naar de wortels van je bestaan: waar staan we voor? En ja, dan voel je pas echt hoe diep de crisis zit. Maar dat is de enige manier. Hoe simpel de economische analyse ook kan zijn; uiteindelijk gaat het erom: hoe zijn we zover gekomen dat we zijn afgedwaald van waar we voor stonden, en waar staan we voor? Scherpe vragen dus in crisistijd, die misschien wat ongemakkelijk voelen, omdat we ook ineens zelf een rol blijken te hebben in het bestrijden ervan.

Vorige week, op de eerste zondag van de Veertigdagentijd, hebben we Ezechiël leren kennen als een scherpslijper in crisistijd. Maar niet zozeer omdat hij dat nu zelf wil, maar omdat God hem daartoe geroepen heeft. En Ezechiël heeft het daar best moeilijk mee. Hij is bijkans meer slachtoffer van zijn eigen boodschap dan het volk dat hij die boodschap moet brengen. Hij ontkomt zelf niet aan de crisis die hij onder woorden moet brengen aan het volk. En om nu te zeggen dat God het hem makkelijk probeert te maken; nee, niet echt. Integendeel. God zorgt ervoor dat Ezechiël juist niet kan spreken. En het volk helpt God een handje lijkt het wel, door hem ook nog vast te binden in zijn huis. Wat kan daar de bedoeling van zijn?

Ezechiël ziet zich geconfronteerd met een weerspannig volk. Letterlijk staat er: een weerspannig huisgezin. Dat slaat niet op de hoeveelheid mensen, als zou het maar één gezin betreffen, maar op de onderlinge verbondenheid. Nu, het is in dit weerspannig huisgezin dat Ezechiël zijn stem kwijtraakt en vastgebonden wordt. Hij trekt zich dus niet terug in zijn eigen huis, zoals je misschien in deze vertaling zou kunnen lezen. Nee, hij moet zich te midden van dit weerspannige huisgezin, te midden van zijn eigen volk, opsluiten. Daar raakt hij zijn stem kwijt en wordt hij vastgebonden.

Deze opsluiting geeft zijn binding weer met het volk, dat hij moet toespreken namens God. Hij wordt één gemaakt met het lot van Israël dat daar opgesloten zit in Babel. God staat niet toe dat Ezechiël, als ware hij een soort Jona, van buitenaf het lot over de Israëlieten afroept. Hij moet er zelf middenin zitten. Gods woorden kunnen pas betekenis hebben, als ze in het leven zelf gesproken worden. En niet door een betweter van boven of van buiten. Gods woorden landen pas in ons leven, als je niet het gevoel kunt hebben: makkelijk praten. God is geen God van afstand. God is geen God van makkelijke oordelen, die een ander iets doen maar hemzelf niet. God is een God onder de mensen en Hij lijdt met ze mee.

Want God is niet alleen geen God van makkelijke oordelen, God is ook geen God van snelle oplossingen. God legt Ezechiël grote beperkingen op in de uitvoering van zijn taak. De grote beperking is niet alleen het opsluiten, maar vooral het feit dat Ezechiël niets kan zeggen. Het lijkt zo tegenstrijdig. God wil dat Ezechiël zegt waar het op staat, maar God maakt het hem tegelijkertijd onmogelijk. In de zoektocht naar een betekenis kwam ik uit bij het volgende. God legt de man die hij zo graag wil laten spreken namens Hem het zwijgen op, om hem goed te doordringen van de crisissituatie. Net als wij allemaal, zal Ezechiël ook niet van crises hebben gehouden. Hij zou net als wij geneigd zijn om positief te proberen te denken, en hoopvolle woorden willen spreken. Even terug zat Ezechiël verdoofd in hun midden, staat er. Dat was een reactie op het hemels visioen nadat God gezegd had dat hij namens Hem moest spreken, of het volk het nu wilde horen of niet. Het lijkt erop dat God nu met het wegnemen van Ezechiëls stem een verbod heeft opgelegd om woorden van hoop te spreken, voordat het ergste leed geleden was. Het ergste leed moest immers nog volgen: de val van Jeruzalem, de stad van Koning David, de stad Gods. Voordat de crisis echt door iedereen was gevoeld en beleefd, mocht Ezechiël geen woorden spreken van hoop. Ook werd hem de mogelijkheid ontnomen op deze manier om verzoenend op te treden tussen God en zijn volk. Dit verzoenend optreden wordt in dit tafereel in dat huis door beide partijen onmogelijk gemaakt: door God omdat Hij diens stem verstomd, en door het volk, omdat dat hem vastbindt. Ezechiël mag geen eigenstandige rol vervullen. Hij moet namens God te midden van de mensen de crisis voelen, verkondigen en voelbaar maken. En dan past het hem niet om alvast verzoenende, hoopvolle of geruststellende woorden te spreken.

Of in de taal van onze Veertigdagentijd gesproken: begin niet over Pasen voordat het Goede Vrijdag is geweest. Natuurlijk zijn er kerken en predikers waarbij het bijna altijd Goede Vrijdag lijkt, maar dat hoeft ons er niet toe te bewegen het altijd Pasen te laten zijn. Want geen Pasen zonder Goede Vrijdag. En Jezus lijkt ook wel een beetje op Ezechiël. Jezus heeft zich zo verenigd met de boodschap van God, dat men hem God zelf is gaan noemen. Een God, die met de mensen om hem heen, diep in de crisis zit. Maar in tegenstelling tot Ezechiël staat Jezus hier niet in het dal, maar op een berg. Is dat tegengesteld?

De traditionele uitleg is dat getoond wordt aan de leerlingen dat Jezus in de lijn spreekt van Mozes en Elia. Maar als je naar de figuren van Mozes en Elia kijkt zie je in het licht van Ezechiël ook wat anders. Net als Ezechiël hebben Mozes en Elia ook gehoor gegeven aan Gods roepstem, en het zelf ook zwaar te verduren gehad. Maar ze konden hun taak volbrengen door vast te houden aan hun roeping. Jezus ondergaat iets soortgelijks. Ook hij zal het zwaar te verduren krijgen als hij vasthoudt aan zijn roeping. En daarom klinkt een stem uit de hemel: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ En toen waren Mozes en Elia weg, en stond daar alleen Jezus nog. Het was de tweede keer dat een dergelijke stem van God klinkt in Marcus. De eerste was bij zijn doop door Johannes de Doper: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik mijn vreugde.’Dat was bij het begin van Jezus missie. Nu klinken soortgelijke woorden: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ Die woorden klinken aan het begin van zijn lijden.

Dus deze verschijning op de berg is geen piekervaring in tegenstelling tot die van Ezechiël, maar eveneens een ervaring die nu Jezus richt op zijn aanstaande lijden. Juist door namens God zich zo te midden van de mensen te begeven die in crisis zijn, krijgt hij het het zwaarst te verduren. Net als Mozes en Elia, net als Ezechiël. En daarom daalt Jezus na deze verschijning op de berg af naar het dal, waar de mensen wonen. Daar moet hij zijn missie volbrengen en daar zal hij het lijden zelf ook, of juist, ondergaan. Deze ontmoeting op de berg was dus bedoeld ter bemoediging, om de zware taak waarvoor hij zich gesteld ziet en de roeping die hij heeft ten einde toe te kunnen volbrengen. Jezus verkeert in goed gezelschap.

En wij? Wij mogen God dankbaar zijn dat Hij onder ons wil wonen en te midden van onze crises met ons meeleeft en ons lijden als geen ander draagt. Dat verenigt ons met Hem, als kerk, en als gemeenschap rondom zijn tafel. Christus nodigt ons om dankbaar en gelovig met de lofprijzing in te stemmen en brood en wijn uit zijn hand te ontvangen.