zondag 4 maart 2012

Nog geen verzoening - preek 4 maart 2012

Tekst: Ezechiël 3: 22-27 en Marcus 9: 2-10

Geluidsfragment/podcast

Er zijn van die momenten dat je je afvraagt waar je het allemaal nog voor doet. Als wat er uit je handen komt niet meer constructief is; als wat je woorden teweeg brengen niet meer hoopgevend is; dan kun je op een moment komen dat je je afvraagt waar je het allemaal nog voor doet. We houden niet van dat soort momenten. Ze slaan ons terneer. We houden niet van crises. Ook als je te snel zegt dat elke crisis een kans is, dan ontken je het crisisgevoel. En de Veertigdagentijd is zo’n crisistijd. Ja natuurlijk, het wordt Pasen, dus alles lijkt goed te komen, maar nu nog niet, sterker nog, nu niet. Het is niet veertig dagen de adem in houden in de hoop dat het zo vaart niet zal lopen en het gauw voorbij is. Nee, het is veertig dagen, elk jaar, niet korter omdat het wel mee zal vallen. Nee, veertig dagen crisis. Of we het nu willen horen of niet, of ik het nu wil zeggen of niet. Het kan geen Pasen worden zonder Goede Vrijdag. En we kunnen daar niet onderuit. Crisis wordt het, is het.

In deze veertig dagen volgen we de profeet Ezechiël die aan Babels stromen met de Israëlieten in ballingschap zit. Een diepe crisis in het bestaan van het volk. Van huis en haard verdreven, en niet zonder eigen schuld. Wanneer je van de heb bent, verlies je vanzelf wie je bent. Het volk was niet meer herkenbaar. Niet meer herkenbaar in waar het voor stond. Niet meer herkenbaar in wie het was. Het volk had zich toegelegd op andere dingen. Op andere dingen die ver af stonden van wie ze waren. Dingen die ver afstonden van de tien geboden, hun grondwet en grondprincipes. En dat hou je niet vol. Wanneer je te lang van jezelf verwijderd bent, ontstaat vanzelf ballingschap, vervreemding, een geestelijke crisis. Waar staan we voor?

Dat zal ook de enige leidende vraag moeten zijn in het bestrijden van de huidige economische crisis: Waar staan we voor? Geen enkele crisis laat zich bestrijden met de vraag: hoe lossen we die op? Een crisis laat zich pas echt bestrijden als je terugkeert naar de wortels van je bestaan: waar staan we voor? En ja, dan voel je pas echt hoe diep de crisis zit. Maar dat is de enige manier. Hoe simpel de economische analyse ook kan zijn; uiteindelijk gaat het erom: hoe zijn we zover gekomen dat we zijn afgedwaald van waar we voor stonden, en waar staan we voor? Scherpe vragen dus in crisistijd, die misschien wat ongemakkelijk voelen, omdat we ook ineens zelf een rol blijken te hebben in het bestrijden ervan.

Vorige week, op de eerste zondag van de Veertigdagentijd, hebben we Ezechiël leren kennen als een scherpslijper in crisistijd. Maar niet zozeer omdat hij dat nu zelf wil, maar omdat God hem daartoe geroepen heeft. En Ezechiël heeft het daar best moeilijk mee. Hij is bijkans meer slachtoffer van zijn eigen boodschap dan het volk dat hij die boodschap moet brengen. Hij ontkomt zelf niet aan de crisis die hij onder woorden moet brengen aan het volk. En om nu te zeggen dat God het hem makkelijk probeert te maken; nee, niet echt. Integendeel. God zorgt ervoor dat Ezechiël juist niet kan spreken. En het volk helpt God een handje lijkt het wel, door hem ook nog vast te binden in zijn huis. Wat kan daar de bedoeling van zijn?

Ezechiël ziet zich geconfronteerd met een weerspannig volk. Letterlijk staat er: een weerspannig huisgezin. Dat slaat niet op de hoeveelheid mensen, als zou het maar één gezin betreffen, maar op de onderlinge verbondenheid. Nu, het is in dit weerspannig huisgezin dat Ezechiël zijn stem kwijtraakt en vastgebonden wordt. Hij trekt zich dus niet terug in zijn eigen huis, zoals je misschien in deze vertaling zou kunnen lezen. Nee, hij moet zich te midden van dit weerspannige huisgezin, te midden van zijn eigen volk, opsluiten. Daar raakt hij zijn stem kwijt en wordt hij vastgebonden.

Deze opsluiting geeft zijn binding weer met het volk, dat hij moet toespreken namens God. Hij wordt één gemaakt met het lot van Israël dat daar opgesloten zit in Babel. God staat niet toe dat Ezechiël, als ware hij een soort Jona, van buitenaf het lot over de Israëlieten afroept. Hij moet er zelf middenin zitten. Gods woorden kunnen pas betekenis hebben, als ze in het leven zelf gesproken worden. En niet door een betweter van boven of van buiten. Gods woorden landen pas in ons leven, als je niet het gevoel kunt hebben: makkelijk praten. God is geen God van afstand. God is geen God van makkelijke oordelen, die een ander iets doen maar hemzelf niet. God is een God onder de mensen en Hij lijdt met ze mee.

Want God is niet alleen geen God van makkelijke oordelen, God is ook geen God van snelle oplossingen. God legt Ezechiël grote beperkingen op in de uitvoering van zijn taak. De grote beperking is niet alleen het opsluiten, maar vooral het feit dat Ezechiël niets kan zeggen. Het lijkt zo tegenstrijdig. God wil dat Ezechiël zegt waar het op staat, maar God maakt het hem tegelijkertijd onmogelijk. In de zoektocht naar een betekenis kwam ik uit bij het volgende. God legt de man die hij zo graag wil laten spreken namens Hem het zwijgen op, om hem goed te doordringen van de crisissituatie. Net als wij allemaal, zal Ezechiël ook niet van crises hebben gehouden. Hij zou net als wij geneigd zijn om positief te proberen te denken, en hoopvolle woorden willen spreken. Even terug zat Ezechiël verdoofd in hun midden, staat er. Dat was een reactie op het hemels visioen nadat God gezegd had dat hij namens Hem moest spreken, of het volk het nu wilde horen of niet. Het lijkt erop dat God nu met het wegnemen van Ezechiëls stem een verbod heeft opgelegd om woorden van hoop te spreken, voordat het ergste leed geleden was. Het ergste leed moest immers nog volgen: de val van Jeruzalem, de stad van Koning David, de stad Gods. Voordat de crisis echt door iedereen was gevoeld en beleefd, mocht Ezechiël geen woorden spreken van hoop. Ook werd hem de mogelijkheid ontnomen op deze manier om verzoenend op te treden tussen God en zijn volk. Dit verzoenend optreden wordt in dit tafereel in dat huis door beide partijen onmogelijk gemaakt: door God omdat Hij diens stem verstomd, en door het volk, omdat dat hem vastbindt. Ezechiël mag geen eigenstandige rol vervullen. Hij moet namens God te midden van de mensen de crisis voelen, verkondigen en voelbaar maken. En dan past het hem niet om alvast verzoenende, hoopvolle of geruststellende woorden te spreken.

Of in de taal van onze Veertigdagentijd gesproken: begin niet over Pasen voordat het Goede Vrijdag is geweest. Natuurlijk zijn er kerken en predikers waarbij het bijna altijd Goede Vrijdag lijkt, maar dat hoeft ons er niet toe te bewegen het altijd Pasen te laten zijn. Want geen Pasen zonder Goede Vrijdag. En Jezus lijkt ook wel een beetje op Ezechiël. Jezus heeft zich zo verenigd met de boodschap van God, dat men hem God zelf is gaan noemen. Een God, die met de mensen om hem heen, diep in de crisis zit. Maar in tegenstelling tot Ezechiël staat Jezus hier niet in het dal, maar op een berg. Is dat tegengesteld?

De traditionele uitleg is dat getoond wordt aan de leerlingen dat Jezus in de lijn spreekt van Mozes en Elia. Maar als je naar de figuren van Mozes en Elia kijkt zie je in het licht van Ezechiël ook wat anders. Net als Ezechiël hebben Mozes en Elia ook gehoor gegeven aan Gods roepstem, en het zelf ook zwaar te verduren gehad. Maar ze konden hun taak volbrengen door vast te houden aan hun roeping. Jezus ondergaat iets soortgelijks. Ook hij zal het zwaar te verduren krijgen als hij vasthoudt aan zijn roeping. En daarom klinkt een stem uit de hemel: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ En toen waren Mozes en Elia weg, en stond daar alleen Jezus nog. Het was de tweede keer dat een dergelijke stem van God klinkt in Marcus. De eerste was bij zijn doop door Johannes de Doper: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik mijn vreugde.’Dat was bij het begin van Jezus missie. Nu klinken soortgelijke woorden: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’ Die woorden klinken aan het begin van zijn lijden.

Dus deze verschijning op de berg is geen piekervaring in tegenstelling tot die van Ezechiël, maar eveneens een ervaring die nu Jezus richt op zijn aanstaande lijden. Juist door namens God zich zo te midden van de mensen te begeven die in crisis zijn, krijgt hij het het zwaarst te verduren. Net als Mozes en Elia, net als Ezechiël. En daarom daalt Jezus na deze verschijning op de berg af naar het dal, waar de mensen wonen. Daar moet hij zijn missie volbrengen en daar zal hij het lijden zelf ook, of juist, ondergaan. Deze ontmoeting op de berg was dus bedoeld ter bemoediging, om de zware taak waarvoor hij zich gesteld ziet en de roeping die hij heeft ten einde toe te kunnen volbrengen. Jezus verkeert in goed gezelschap.

En wij? Wij mogen God dankbaar zijn dat Hij onder ons wil wonen en te midden van onze crises met ons meeleeft en ons lijden als geen ander draagt. Dat verenigt ons met Hem, als kerk, en als gemeenschap rondom zijn tafel. Christus nodigt ons om dankbaar en gelovig met de lofprijzing in te stemmen en brood en wijn uit zijn hand te ontvangen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten