zondag 26 februari 2012

Scherpslijper in crisistijd: preek 26 februari 2012

Tekst: Ezechiël 3: 4-15 en Marcus 1: 12-15

Geluidsfragment/podcast

Afgelopen woensdag begon de Veertigdagentijd weer. Nee, niet vandaag. Want wie vanaf Pasen terugrekent en de tussenliggende zondagen niet meerekent, komt na veertig dagen op afgelopen woensdag uit. Aswoensdag. De dag waarop veel christenen een askruisje gaan halen in de kerk. De start van de Veertigdagentijd. Ik wist op die dag er een mooi stukje over te schrijven op mijn blog, al zeg ik het zelf, maar ik vroeg me daarna wel af: en wat ga ik er zelf aan doen? Wat ga ik doen met die veertig dagen voor Pasen? Dagen van soberheid, spiritualiteit en solidariteit? Soberheid door een vorm van vasten, je ergens van onthouden, zodat je ruimte krijgt om stil te staan bij wat belangrijk en waardevol is. Spiritualiteit, om dichter bij je wortels te komen, bij je levensovertuiging, bij God. En solidariteit, om de ruimte die je krijgt te vullen met wat anderen nodig hebben. Mooie uitgangspunten, maar wat zou ik er zelf aan gaan doen?

Ik moet eerlijk bekennen dat ik er niet zoveel zin in had, in de Veertigdagentijd. En dat bedoel ik dan niet in mijn functie als predikant, al kreeg ik even ook geen woord op papier. Iets in mij weerhield me ervan om met de Veertigdagentijd aan de slag te gaan. En ik heb me afgevraagd wat dat zou kunnen zijn. Ik kwam er toen achter dat dit wel eens zou kunnen komen, omdat ik helemaal geen zin heb om over een crisis na te denken en door een crisis heen te gaan. Want dat is de Veertigdagentijd toch: crisistijd. Niet zozeer een mooie tijd van zuiverheid en diepgang, maar een tijd van crisis. Een tijd die confronterend is, pijnlijk ook. En zeg dan niet te snel dat elke crisis een kans kan zijn, want dan ontken je de diepte ervan. Eerst is er crisis, en daarna is er Pasen.

Maar ik heb veel meer zin in Pasen. Ik ben die crisis even zat. Herkent u dat? Misschien denkt u bij crisis als eerste aan de economische crisis. Maar de eerlijkheid gebied me te zeggen dat mij, zoals vele anderen, het overzicht totaal ontbreekt. Helder is me dat het nu vooral een schuldencrisis is, omdat we met zijn allen direct of indirect teveel met geleend geld hebben betaald; we hebben dus massaal op te grote voet geleefd. Maar hoe dat is op te lossen, geen idee. Het overzicht ontbreekt me totaal. Net als met de milieucrisis, de voedselcrisis, de energiecrisis; het haalt het nieuws niet eens meer. Het is te groot, te veel. Ik heb er genoeg van.

Ik zou veel liever woorden van hoop spreken. Woorden over een nieuw leven. Woorden over geluk. Over liefde. Maar die woorden verdrinken in de tranen van de crisis. Het is te vroeg. Hier staan we en we kunnen niet anders. Vandaag klinken worden van crisis, of je ze nu wilt horen of niet, of ik ze nu wil spreken of niet.

Maar, nu we deze weerzin verwoord hebben: is het werkelijk ook zo hard, deze Veertigdagentijd? Nou, als je Ezechiël leest, zou je het wel zeggen. God maakt Ezechiël harder dan steen en zo hard als staal. Omdat de Israëlieten niet zullen willen luisteren. Dat klinkt haast als: wie niet horen wil, die sla ik mijn woorden erin. En de boodschap lijkt ook niet heel erg liefdevol: dat jullie hier in ballingschap zitten is jullie eigen schuld. Dat willen ze niet horen. Dat willen wij niet horen. Crisis, oké. Maar onze eigen schuld, ho effe.

Maar wat gebeurt hier werkelijk? Wie zich herinnert hoe Ezechiël geroepen werd, herinnert zich uit hoofdstuk 2 dat hij een boekrol te eten kreeg. Symbool voor de woorden die hij namens God moest spreken. Hij had op de rol gezien dat er niets anders in stond dan klaagliederen, en gezucht en gesteun. Maar als hij die boekrol te eten krijgt, zegt hij daarna: hij was zo zoet als honing…

Wat is in Godes naam zoet aan de woorden die God wil laten spreken door Ezechiël, en die God wil laten klinken in deze Veertigdagentijd? Nogmaals, God maakt Ezechiël harder dan steen en zo hard als staal. Misschien smaken Gods woorden wel zoet, omdát hij ze spreekt. Ondanks dat God weet dat zijn woorden niet zullen landen, wil hij toch dat Ezechiël ze spreekt. Nee sterker nog, God weet dat de andere volken, die een onbegrijpelijke taal spreken, zelfs eerder zijn woorden zullen verstaan, dan zijn eigen volk. Als je in een relatie in de situatie bent beland dat volstrekt vreemden je beter zullen begrijpen dan de mensen die je vertrouwd zijn, waarom zou je dan nog de moeite doen om te zorgen dat je eigen mensen, hoe dierbaar en vertrouwd ze ook zijn, je begrijpen? Waarom zou God dat doen? Het eerste wat Gods woorden zoet maakt is het feit dát Hij ze spreekt. Dat hij zo hardnekkig aan zijn eigen volk vasthoudt, aan de mensen die Hem vertrouwd zijn, is een teken van trouw. Hij rekent niet op de mensen bij wie Hij denkt het meeste kans te maken te worden gehoord; Hij is zijn eigen mensen trouw.

Maar waarom doet God het dan zo, dat Hij een profeet op zijn mensen afstuurt die ‘God maakt sterk’ heet, of misschien wel ‘God maakt hard’. Het lijkt oog om oog, tand om tand. Het volk is hard van kop en hard van hart, koppig en eigenwijs. En God stelt daar iemand tegenover die harder is dan steen en zo hard als staal. En nogmaals, Hij heeft geen lekkere boodschap: het is de schuld van het volk zelf dat ze in ballingschap zitten. Ze zijn figuurlijk, maar ook letterlijk afgedwaald van hun bronnen, datgene waar ze voor stonden. En elke crisis is er één waarin het goede uit het zicht is geraakt, of buiten bereik is gekomen, ondanks of dankzij ons. Maar is het niet erg hard om te zeggen waar het op staat? Zo hard als steen? Laten we even naar die steen kijken. Als we goed kijken gaat het hier waarschijnlijk niet om een grindtegel zoals in het filmpje, maar om een diamant. En een diamant kenmerkt zich erdoor een hele harde steen te zijn. Wie ooit in het Diamantmuseum van Antwerpen is geweest in de Joodse wijk heeft kunnen zien hoe hard diamant is. Diamant moet met diamant geslepen worden. En diamant is ongelofelijk scherp. Wie een scheermesje onder een microscoop legt zal zien dat het gekarteld is. En diamanten mesje is kaarsrecht afgeslepen en daardoor nog scherper.

Ezechiël is dus een scherpslijper. Hij moet doordringen tot mensen. Diamant is blijkens een vers in Jeremia het materiaal waarmee gegraveerd wordt. Het gaat hier dus niet om hard tegen hard, maar om de scherpe hardheid tegenover de botte hardheid. God wil scherp tegenspreken. Daarvoor hoeft hij niet dezelfde botheid te geven aan Ezechiël, want dan botsen ze alleen maar. Botte hardheid en koppigheid bestrijd je niet door er in zachtheid voor te wijken, maar door er scherp tegenin te gaan. Op het scherpst van de snede, ja. Niet om de hardheid te vergroten, maar om door te dringen in het pantser van de koppigheid en eigenwijsheid.

En daarom kiest God diegene uit die wél hoort, en die Zijn woorden ook toelaat in zijn hart, en niet weerspannig is. Ezechiël. Maar die zit er wel mooi mee. Het beeld dat we van Ezechiël krijgen is dat hij niet alleen profeet is, maar ook slachtoffer. Net als Jezus krijgt hijzelf de voornaamste klappen. En die zijn genadeloos. De woorden die God laat spreken, of het nu uit de mond van Ezechiël is of uit de mond van Jezus; zijn woorden zijn niet genadeloos, maar genadevol. Hoe hard ze ook klinken.

Want, hoe moet je anders mensen hoop geven? Hoe kun je spreken over hoop, als je de crisis niet benoemt? Anders is de hoop toch leeg? Dan hebben we wel een leuk feestje met Pasen, maar meer dan ‘leuk’ wordt het niet. Er is dan niets vernieuwd, maar slechts bij een illusie gebleven. Daarom móeten de woorden wel gesproken worden. Ondanks dat niemand erop zit te wachten.

En dus hebben we er natuurlijk geen zin in. Crisis is niet iets om je op te verheugen. En het is al helemaal niet iets om clichés op los te laten als ‘na regen komt weer zonneschijn’ of ‘morgen is alles anders’. Nee. Er moet gewerkt worden. Anders komen we er niet. Vanaf afgelopen woensdag. Veertig dagen lang. Geeft niet als je later instapt, maar doe mee. Op jouw manier. In soberheid, spiritualiteit en solidariteit.

En neem plaats bij Ezechiël daar in Tel Aviv. Het ligt bij een dal ja, en het is verre van de meest gewilde plek. Maar het betekent lente-heuvel. Het is nog wat teveel om er hoop in te zien. Want het is nog maar de vraag hoeveel bochten de tunnel heeft voordat je het licht ziet. Maar een andere weg dan er doorheen te gaan is er niet. Niet iets om je op te verheugen. Maar crisis is niet alleen ondergang, het is ook een nieuw begin.

Begin vandaag nog. Dan zal het morgen Pasen zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten