zondag 28 februari 2010

Preek zondag 28 februari - Leiden vanuit verbondenheid

Reeds enkele weken geleden is het leesrooster begonnen met een serie lezingen uit Exodus. De kinderen volgen dat sindsdien, en ook het Veertigdagenproject haakt daaraan aan. Het zijn immers de verhalen over de uittocht uit Egypte die de basis vormen voor de Joodse Paasmaaltijd, die Jezus vierde in de nacht dat Hij werd overgeleverd. Zo kreeg Pasen voor ons een eigen betekenis, maar niet zonder dat de verhalen van Israël, en in het bijzonder de verhalen van die nacht, meeklinken. Maar dat is verder voor later.

Nu zijn we nog in wat ik vandaag maar de voorbeschouwing van het boek Exodus noem. Alles cirkelt nog rondom de persoon van Mozes en meer nog: in de verhalen klinken al thema’s uit de latere verhalen door die Mozes alvast zelf ondergaat en hem klaarstomen voor zijn taak. Mozes kan niet zomaar uit het volk worden geplukt. Net als Jezus moet er in zijn jonge leven iets gebeuren wat hem tekent, wat vooruitwijst naar zijn latere taak. Net als de geboorteverhalen van Jezus en zijn vlucht naar Egypte, wijzen ook de verhalen rondom de geboorte van Mozes en de tijd daarna vooruit. Neem om te beginnen al het verhaal van zijn geboorte. Herinner je dat er geen hebreeuwse jongetjes in leven mochten blijven. Na drie maanden kan zijn moeder hem niet meer verborgen houden en is hij in levensgevaar. Waarom drie maanden? Er bestaat een idee in de antieke wereld dat grote helden al na zes maanden geboren worden. Zogenaamde zevendemaandskinderen. Zij staan als het ware te trappelen om de wereld te dienen, en komen vroeg ter wereld. Dan is het mogelijk om Mozes drie maanden verborgen te houden voor hen die erop toezien dat alle jongetjes van de Hebreeërs gedood worden. Maar het zijn vrouwen die hem in leven houden. De vroedvrouwen om te beginnen in het algemeen. Zij excuseren zich dat de hebreeuwse vrouwen zo snel kinderen baren dat de jongetjes niet op te vangen zijn. De moeder van Mozes legt hem vervolgens in een biezen mandje en zijn zus kijkt hoe het hem vergaat. En als hij door de Egyptische prinses wordt gevonden, zorgt zijn zus ervoor dat hij gezoogd zal worden door zijn moeder, voor hij op het hof wordt opgevoed. De vrouwen om hem heen zorgen er dus voor dat hij verbonden blijft met zijn volk. Het zogen door iemand van het eigen volk is in het antieke besef ook heel belangrijk voor een leider. Hier wordt de band met het eigen volk gesmeed. En dan is de opvoeding aan het Egyptische hof niet zo erg.

De bloedband kriebelt, of beter gezegd: het bloed wordt hem onder de nagels vandaan gehaald als Mozes ziet hoe een Egyptenaar een Hebreeër slaat. Hij slaat deze Egyptenaar dood. Vervolgens spreekt hij twee Hebreeërs aan die met elkaar op de vuist gaan. En hé, hier is de leider en richter al te zien die in Mozes schuilt. Maar Mozes schrikt er zelf van en hij schrikt terug als de mannen hem herinneren aan de Egyptenaar. Hij vlucht weg. Weg van de bloedband, omdat hij zijn taak nog niet aandurft en ook nog niet kent. Weg van de Farao, het beschermde huis, waarin hij niet hoefde na te denken over wat hij met zijn leven wilde, laat staan over wat God met zijn leven wilde.

Hij vlucht naar Midjan, ook weer zo’n vooruitwijzing. Ik heb me sterk afgevraagd waarom hier Midjanieten worden genoemd. Laat het kaartje maar even zien. Hier wonen de Midjanieten. Dat zijn afstammelingen van Abraham. Midjan is een zoon van Ketura, met wie Abraham trouwde na het overlijden van Sara. Net als de Ismaëlieten, het land dat hij ook doorkruist moet hebben, zijn zij dus verre familie. En ze wonen tussen Egypte en het beloofde land in. Ik heb niemand gevonden die mijn gedachte bevestigde, maar ook niemand die hem tegensprak: maar ik heb het gevoel dat Mozes zich hier onbedoeld bevindt in zijn voorland. Dat hij meer op weg is naar waar God hem wil hebben dan hij zelf denkt. God bedoelt hem het volk te laten bevrijden en te leiden naar het beloofde land. Hier in Midjan zit hij in de voorbeschouwing, in het voorprogramma, dichter bij Gods doel dan hij denkt. Eerst maar eens kennis maken met verre familie in het voorland. Zo maakt Mozes in de voorbeschouwing van alles mee dat hij mee moet nemen op weg naar zijn taak. Dat hij in een biezen mandje op de rivier overleefde moet toch ook een vooruitwijzing zijn naar de doortocht van het volk door de Schelfzee. Elke leider moet zo klaar staan als ware het dat hij alles al heeft meegemaakt, vooruit kan kijken en niet wanhoopt, omdat hij weet dat het goedkomt. En dat wil de voorbeschouwing bereiken; dat wij weten dat we in Mozes de goede hebben voor goud.

Daar in Midjan neemt zijn leven een wending, daar bij de put waar hij zijn latere vrouw ontmoet. Alsof hij omkeert door om die put heen te draaien, terug naar Egypte. Weer is het een vrouw die leiding neemt in zijn leven zodat Mozes straks aan het volk leiding kan geven. Mozes’ leven ligt voortdurend in handen van vrouwen. En eigenlijk, laten we nu eerlijk wezen, heeft God niet de meest trefzekere keuze gemaakt. Mijn hemel, wat staat Mozes te sputteren: Wie ben ik dat ik naar de Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? Hoe moet ik hen antwoorden? Maar als zij mij niet geloven? Och, Here, ik ben geen man van het woord. Och, Here, zend toch iemand anders. Jongens, wat is hij hulpeloos. Hij zal goede talenten hebben, maar man, wat is hij hulpeloos zonder vrouwen. Werkelijk, alles wat tot nu toe van betekenis was is door vrouwen gedaan. Veel mannen zijn zo hulpeloos zonder vrouwen. Een vriend van me stond van de week onder de douche met zijn paraplu op. Zijn vrouw komt binnen en zegt: wat doe je nou? Ja, zegt hij, er zijn geen handdoeken…! Zo’n man is Mozes, hoeveel je er ook verder van zeggen kunt.

Maar het zorgt er wel voor dat Mozes op het spoor blijft dat God voor hem uitstippelt, dat wil zeggen, door toedoen van de vrouwen. Een eigengereide redentwister was slechter op deze plek geweest voor God. Daarom Mozes, maar met de vrouwen om zich heen. En hier, deze vrouw, Sippora, is belangrijk voor hem. En niet voor niets aan de put. Deze ten diepste onzekere man, laaft zich aan deze vrouw. Hij zoekt de bron van het leven op en heeft haar ontferming en barmhartigheid nodig om te kunnen zijn wie hij moet zijn. Ze zal niet de eerste sterke vrouw zijn achter een leidende man, omdat een man niet kan zonder de barmhartigheid – dat is het gevoel van de schoot die alleen de vrouw kent – van vroedvrouw, moeder, en echtgenote.

Het is deze echtgenote, Sippora, die ook de doorslaggevende rol speelt in die merkwaardige scene rondom zijn mannelijkheid. In vers 24-26 is er die vreemde nachtelijke scène dat God hem wil overvallen met de dood, maar wat Sippora door hun zoon te besnijden en de voorhuid aan zijn voeten te leggen, afwendt. Een vreemde wending in het verhaal. Wat wil dat toch zeggen?

Vele mensen hebben zich hierover het hoofd gebroken. Ik volg vandaag een gedachte die dit verhaal plaatst in de voorbeschouwing rondom de persoon Mozes. Mozes is niet bijster bereidwillig tegenover zijn roeping, zagen we al in de vele vragen die hij stelde. En wat opvalt is dat hij nu wil terugkeren naar Egypte. Op het eerste gezicht zou je zeggen: nou, dan volgt hij zijn roeping. Maar dat is nog maar de vraag. Er staat niet zoals gebruikelijk dat hij ‘afdaalt’ naar Egypte – want Egypte staat immers voor alles wat angstig is. Nee, hij keert er terug. Hij neigt dus niet terug te keren naar zijn volk, de Hebreeërs, zoals hij zegt, maar naar de Egyptenaren, waartussen hij is opgegroeid. De mensen uit dát volk die iets tegen hem hadden nadat hij een Egyptenaar had doodgeslagen leven immers niet meer. Dat hij vervolgens zijn vrouw en kind meeneemt is ook opmerkelijk. Waarom? Daar heeft God niets van gezegd. Ja, allicht, het is heel voorstelbaar en niet per definitie fout, maar waarom wordt het zo gemeld? Wellicht omdat Mozes helemaal niet van plan is om daarna zijn volk uit te leiden naar het beloofde land, maar er gewoon lekker te blijven zitten. Er staat niet voor niets dat hij terugkeert naar het lánd Egypte. Hij denkt in bezit, niet in de verbondenheid met zijn volk.

Nu de bedscène. God was al boos op hem geworden na de zoveelste tegensputtering. En nu ziet hij Mozes inpakken alsof hij gaat emigreren naar Egypte. En de laatste waarschuwing hoort Mozes niet. Die zit verstopt in de woorden de God aan Mozes opdraagt om te zeggen aan de Farao: 22 En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. 23 Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden.”’ Lees het eens zo: Dit zegt de Heer tot jou, Mozes, Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden.

Op de weigerachtige Mozes keren de woorden die hij tot de Farao moet spreken als een boemerang terug als jij lijkt te weigeren. En daarom komt God in de nacht om hem te doden. Het is nu Sippora die wel begrijpt wat hier gebeurt, weer zijn vrouw. Zij besnijdt hun zoon en legt diens voorhuid, staat er, aan zijn voeten. Dit is een eufemisme voor Mozes’ eigen geslacht. Door dat te doen besnijdt ze plaatsvervangend hun zoon, met de bedoeling uit te dragen dat Mozes nu besneden is. Daarmee is hij een bloedbruidegom. Dat wil zeggen dat hij nu onherroepelijk verbonden is aan zijn eigen volk, dat hij zelf als het ware besneden is, dat er band is die gesmeed is door bloed, een sterven en opstaan. Mozes kan er nu niet meer onderuit. Onder dit afwenden van de dood moet hij gehoorzamen. Zijn leven is hierdoor gered, en voortaan staat hij in dienst van God. Zijn vrouw heeft begrepen dat het niet gaat om bezit, maar om verbondenheid. Mozes was een echte man. Mannen denken vaak in bezit, vrouwen in verbondenheid. Dat lijkt soms over hetzelfde te gaan als man en vrouw samenkomen, maar het is een wereld van verschil. De vrouw voelt en smeed een band, de man gaat terug naar zijn land. Hier zijn het de vrouwen die nodig zijn in de voorbeschouwing om Mozes te verbinden aan zijn volk. Als Mozes die verbondenheid voelt kan hij zijn taak aan, met alle hulp die hij daarbij nodig heeft. Mozes heeft geleerd dat je alleen maar je taak kunt oppakken vanuit een gevoel van verbondenheid, niet vanuit een gevoel van bezit.

Het is te hopen dat in de komende twee verkiezingsronden dat gevoel van verbondenheid, het andere gevoel van alles in de hand willen hebben overwint. Dan kan de stad en het land geleid worden.

maandag 22 februari 2010

'Anne en Goebbels' in De Leest - ga je mee?


Binnenkort, op vrijdag 5 maart, is de voorstelling Anne en Goebbels te zien in Theater De Leest.

Het is een toneelvoorstelling over de dagboeken van Anne Frank en Joseph Goebbels (Hitlers minister van propaganda).Mij raakt uit de toelichting over de voorstelling:
“Ze spreken beiden dezelfde God aan en smeken om verandering. Goebbels verlangt zeer intens naar de vernietiging van een onbekende, anonieme 'ander'. Anne Frank heeft niemand ooit iets aangedaan en verlangt naar haar vrijheid. Hoe de angst en de intolerantie er ook uit zien, ze zijn van alle tijden.”

Ik wil graag naar deze voorstelling gaan; het lijkt me heel indrukwekkend om deze ‘confrontatie’ tussen twee werelden mee te maken.En ik zou het leuk vinden als we met meer mensen kunnen gaan.Daarom dit persoonlijke initiatief, dat verder geen verbinding heeft met het kerkelijke werk; maar het lijkt me wel leuk om met samen hier naartoe te gaan.

Heb je/hebben jullie zin om mee te gaan?
De voorstelling begint om 20.15u. Voorafgaand is er nog de mogelijkheid een inleiding bij te wonen. Deze begint om 19.15u.
Van deze inleiding verwacht ik dat we een beetje thuis raken in de achtergronden van de voorstelling en zo meer zullen zien en horen in de voorstelling.Op dit moment is nog onduidelijk wie de inleiding verzorgt; mogelijk doet acteur Victor Löw dat zelf.

De normale ticketprijs is €20 + €1 ticketkosten, en €1,50 voor de inleiding.
Theater De Leest heeft mij een aanbieding gedaan dat vanaf 10 personen de ticketprijs €18,50+€1 ticketkosten is, en de inleiding gratis.
Ook is er de mogelijkheid om na afloop nog na te praten met elkaar onder het genot van een drankje op een voor ons gereserveerde plaats.

Ga je mee naar de voorstelling Anne en Goebbels op vrijdag 5 maart in Theater De Leest om 20.15u? (€18,50+€1)

Met hoeveel personen?
Wil je de inleiding bijwonen om 19.15u?
Wil je naderhand nog wat drinken/napraten met elkaar (consumpties voor eigen rekening)?
Wil je dat uiterlijk aanstaande donderdag 25 februari 16.00u laten weten?

Als er minder dan 10 personen mee willen neem ik na donderdag contact met ze op of we alsnog als groep voor de normale prijs meegaan.

In het geval we met meer dan 10 personen gaan, stuur ik een mail met mijn rekeningnummer en schaf ik de tickets aan, die je voorafgaand aan de inleiding of voorstelling bij mij kunt krijgen.

Ik zie ernaar uit met jullie deze voorstelling te bezoeken!



ANNE EN GOEBBELS, EEN CONFRONTATIE is onverwacht en spannend theater. De Joodse Anne Frank en de Nazi propagandist Joseph Goebbels spreken aan de hand van hun dagboeknotities in dezelfde tijd hun verwachtingen over de toekomst uit, maar met totaal verschillende uitgangspunten. Ze spreken beiden dezelfde God aan en smeken om verandering. Goebbels verlangt zeer intens naar de vernietiging van een onbekende, anonieme 'ander'. Anne Frank heeft niemand ooit iets aangedaan en verlangt naar haar vrijheid. Hoe de angst en de intolerantie er ook uit zien, ze zijn van alle tijden.

Deze toneelbewerking toont twee vensters op de buitenwereld. Joseph Goebbels is de rechterhand van Hitler. Anne Frank zit in 1942 ondergedoken in Het Achterhuis aan de Prinsengracht. Anne is op zoek naar de waarheid in het leven, terwijl Goebbels een gemanipuleerde werkelijkheid creëert. Aan de hand van de inhoud van beide dagboeken wordt een theatraal beeld geschetst van angst, hoop en verlangen tegenover de drijfveren om een verwerpelijk ideaal te bereiken. In de voorstelling, naar een scenario van regisseur Eddy Habbema, worden historische geluids- en filmfragmenten getoond.

zondag 21 februari 2010

Vertrouwen als het niet goedkomt

Vanmorgen een mooie preek over vertrouwen, bij Mattheus 20 en Lucas 12. In Matteus 20 het verhaal van de dagloners die allemaal aan het einde van de dag hetzelfde bedrag krijgen. Volgens dominee Aukje Westra stond dat in de lijn van het vorige verhaal over de rijke jongeling, waarin het om een oefening in vertrouwen gaat.

Wat me het meeste bijblijft is het voorbeeld van de vrouw die de ene dag bij een wandeling een jonge duif uit de boom ziet vallen en de volgende dag ziet dat die is aangevreten door een ander beest. In deze ervaring spoelt over haar heen dat je wel kunt vertrouwen, maar dat dat niet wil zeggen dat het altijd goed komt.

Hoe daarmee dan om te gaan? Als vertrouwen is geloven dat het goed komt, maar het niet altijd goedkomt, hoe kun je dan vertrouwen? Verval je dan niet in waarom-vragen? We weten dat waarom-vragen niet te beantwoorden zijn. Maar hoe komt God dan je tegemoet in situaties waarin het niet goedkomt?

De vrouw die de aangevreten duif zat neemt de tijd en laat de pijnlijke ervaring binnen. En met dat ze die pijn laat bestaan, ervaart ze uiteindelijk ook troost. Zo komt God je tegemoet in situaties waarin het niet goedkomt. Niet alles kan goed gaan in ons leven. Leven is in zekere zin ook lijden, en toch komt God ons daarin tegemoet.

Wie geen pijn voelt, kan niet worden getroost. Wie dat wel durft te voelen, mag erop vertrouwen dat hij betroost wordt. Wees niet bang.

Lukas 12: 6 Wat kosten vijf mussen? Bijna niets. Toch wordt er niet één door God vergeten. 7 Zelfs de haren op jullie hoofd zijn alle geteld. Wees niet bang, jullie zijn meer waard dan een hele zwerm mussen.

zaterdag 20 februari 2010

Het kan!

Morgen begint in de kerken de Veertigdagentijd. Afgelopen weekend begon het Carnaval, woensdag was het Aswoensdag in de katholieke kerken. De palmtakjes van palmzondag van vorig jaar (vaak buxus) werden verbrand en van het as, vermengd met water, kregen mensen een askruisje op het voorhoofd. Een teken dat een tijd van soberheid en bezinning is aangebroken. Dat geldt ook voor onze Veertigdagentijd, 40 dagen tot aan Pasen. Een tijd van bezinning in een tijd van crisis, met een positief geluid: Het kan!

Het thema sluit aan bij de lezingen uit Exodus, waarin het volk Israël ogenschijnlijk in een uitzichtloze situatie zit die alleen maar slechter wordt. God toont zich in de lezing van morgen aan Mozes als de God die er is en er zal zijn: Ik ben is zijn naam (JHWH). Een beloftevolle naam: het kan dus wel dat er uitzicht komt uit deze situatie. Zo is het ook voor ons een hoopvol verhaal:

Droom je van een nieuwe wereld
zonder tranen, zonder pijn,
zonder oorlog, zonder ruzie,
zonder bang te hoeven zijn?

Help een ander in de droom.
Laat hem met je mee gaan dromen.
Samen zul je verder komen.
Samen voel je dan de kracht,
groter dan je had gedacht.
En die kracht die zal jou dragen
als je moe bent van de vragen.
Stap voor stap en met elkaar
worden dromen waar.

Zinkt de moed je in de schoenen,
gaat het niet zoals je hoopt?
Stuit je onverwacht op drempels
als je dromend verder loopt?

Lijkt die droom het te verliezen
van de wereld om je heen?
Denk je dat het nooit zal lukken?
Ben je kwestbaar en alleen?

Help een ander in de droom.
Laat hem met je mee gaan dromen.
Samen zul je verder komen.
Samen voel je dan de kracht,
groter dan je had gedacht.
En die kracht die zal jou dragen
als je moe bent van de vragen.
Stap voor stap en met elkaar
worden dromen waar.

Projectlied.

Daarom: Het kan!
Morgen gaat dominee Aukje Westra uit Waalre voor in de Gereformeerde kerk Waalwijk, en beginnen we het project met de kinderen.

Fijne zondag!

woensdag 17 februari 2010

God is a DJ

Deze lezing gaat helaas wegens ziekte niet door!!



Komende maandag een lezing in onze kerk van Mirella Klomp over verschillend muziekstijlen van verschillende generaties in de kerk. Hoe breng je die in gesprek? Wees welkom!

Maandag 22 februari 2010 in ‘t Anker, 20.00u
Lezing en gesprek: God is a DJ
met dr. Mirella Klomp


Elke tijd heeft zijn eigen muziek. De cultuur verandert en muziek verandert mee: Krezip klinkt anders dan Mozart, Jan Smit anders dan Buxtehude. Binnen de muren van de kerk geldt hetzelfde: Psalmen voor Nu hebben een andere ‘sound’ dan Lutherliederen, en Opwekking vertoont doorgaans weinig overeenkomsten met Gregoriaans. De muziekkeuze voor de kerkdienst kan leiden tot heftige gesprekken in de gemeente. Tieners vinden het Liedboek “zóóó 1973”, voor anderen is rock in de kerkdienst heiligschennis. Hoe moeten we vandaag de dag in de kerk omgaan met die diversiteit in muziek? Is het een kwestie van ‘leren waarderen’? Van persoonlijke smaak? Of moet de kerkdienst een mengelmoes van muziekstijlen bevatten? En wat heeft dit alles eigenlijk met God te maken?

Een avond voor alle generaties, over muziek, God, beleving en geloof. Met geluidsvoorbeelden en videoclips, met ruimte om te zeggen wat je eindelijk wel eens kwijt wilt, en om te horen hoe een ander erover denkt.

Mirella Klomp heeft promotieonderzoek gedaan naar de klank van liturgie. Ze is hulpcantor in de Oude Kerk van Amsterdam.

maandag 8 februari 2010

Josephdienst - uitleiding

En dan. Dan gebeurt er eigenlijk nog heel veel; we zijn pas op de helft van de musical.
Maar voor alles wat hierna gebeurt zijn de lijntjes al getrokken. En de betekenis van Jozef wordt duidelijk.

Zijn naam betekent: Hij die toevoegt. In Jozef voegt God toe aan Israël. Wat God in Jozef toevoegt zijn de omliggende volken. Door Jozefs toedoen krijgt Israël een plek tussen de volken en wordt het zich bewust van die plaats. Zijn leeftijd aan het begin van dit verhaal is daarbij symbolisch. Hij is 17 jaar, en 10 maal 7 is 70, het getal van de volken. De wereldgemeenschap is in hem vertegenwoordigd in het volk Israël. Dat betekent dat de zegen, die speciaal voor dit volk is, moet gedeeld worden met de volken in de wereld. En alleen zo kunnen de zoons van Jakob broers worden, een volk, Israël. Namelijk temidden van de andere volken en er een zegen voor zijn.

De zegen gaat terug op overgrootvader Abraham. God belooft Abraham: Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je naam groot maken, een bron van zegen zul je zijn.

Voor de wording van Israël te midden van de volken is nu belangrijk wat die zegen betekent. Wat de plaats is van Israël te midden van de volken? Wat betekent het uitverkoren te zijn, een gekozen volk te zijn, een voorliefde van God te hebben, te midden van alle andere volken? Wat betekent het gezegend door God te zijn als kind van God, als gelovige, te midden van alle andere mensen die niet of anders geloven? Wat is je plaats? Het antwoord geeft God zelf al aan Abraham: Een bron van zegen zul je zijn. Niet afgezonderd dus, maar te midden van de volken, zul je een bron van zegen zijn. Maar dan moet je die zegen wel eerst gaan begrijpen. En daar gaat het in deze reeks verhalen over. Wat vraagt het voor een levenshouding gezegend te zijn, een kind van God te zijn?

We zien daarom in de laatste hoofdstukken hoe Jozef daar in het buitenland als onderkoning een zegen is. Hij voorziet een hongersnood en met slim management zorgt hij ervoor dat er voldoende gespaard wordt voor de magere jaren. Zijn zegen is ook bekend bij de omliggende volken, en zo komen ook zijn broers uit Kanaän bij hem in Egypte aankloppen. Het is een moment van verzoening tussen de broers, juist daar in het buitenland. Want in de wereld moet het gebeuren, dat het volk een zegen is temidden van de andere volken en een bron van zegen is. Een zegen komt niet tot zijn recht als je hem voor jezelf houdt, maar pas als je ermee naar buiten gaat.

Zo is het met geloven, en ook met de kerk. Geloven en kerk komt pas tot zijn recht als je ermee naar buiten gaat. Als je dat geloof gaat leven, als je het een bron van zegen laat zijn. Als je niet binnenskamers elkaar de loef probeert af te steken, de waarheid meent te weten, maar gezamenlijk ervoor gaat. Omdat je het geloof nooit in de hand hebt, omdat het je meevoert, omdat het je dromen laat dromen die ongekende kracht hebben. Omdat je niet bang hoeft te zijn, ook niet op een onbestemde plek, als je niet weet waar temidden van al het gewoel van de wereld jouw plek is. Want kind’ren van Israël zijn nooit alleen, en ons is een land beloofd, en daar gaan wij heen!

Josephdienst 2 - Genesis 39/40

De schenker en de bakker

Van de put in de gevangenis: je moet veel geluk hebben om eruit te komen.
Als zo vaak in de bijbel is het diepste dieptepunt ook een omslagpunt.
Het is meer dan: het kan nu alleen nog maar beter gaan.
Als alles je is afgevallen, als er niets meer over is,
dan blijft alleen over wat echt telt, en wat er echt toe doet.
En dat is in het geval van Jozef geen uitverkoren positie in de wereld meer,
maar enkel zijn eigen kracht, zijn talent, zijn gave.
Datgene waarmee God hem speciaal gemaakt heeft.

Genesis 39: 20 Zo kwam Jozef in de gevangenis terecht. 21 Maar de HEER stond hem terzijde en bewees hem zijn goedheid door ervoor te zorgen dat Jozef bij de gevangenbewaarder in de gunst kwam. 22 Jozef kreeg de leiding over alle gevangenen en hij hield toezicht op het werk dat ze deden. 23 De gevangenbewaarder had geen omkijken naar wat aan Jozef was toevertrouwd, omdat de HEER hem terzijde stond en alles wat Jozef ter hand nam voorspoedig liet verlopen.
40
1-2 Enige tijd later maakten de opperschenker en de opperbakker van de koning van Egypte zich schuldig aan een vergrijp tegenover hun heer. De farao was woedend op deze twee hovelingen, 2 [1–2] 3 en liet hen in bewaring stellen in de gevangenis van de commandant van de lijfwacht, de gevangenis waarin ook Jozef zat. 4-5 De commandant droeg Jozef op hen te bedienen.
De schenker en de bakker van de koning hadden al geruime tijd in hechtenis gezeten toen ze allebei in dezelfde nacht een droom kregen, ieder een droom met een eigen betekenis. 5 [4–5] 6 Toen Jozef de volgende morgen bij hen kwam, viel het hem op dat ze er slecht uitzagen. 7 ‘Waarom kijkt u vandaag zo somber?’ vroeg hij deze hovelingen van de farao, die samen met hem in de gevangenis van zijn meester zaten. 8 ‘We hebben een droom gehad,’ antwoordden ze, ‘maar er is hier niemand die hem kan uitleggen.’ Jozef zei: ‘De uitleg van dromen is toch een zaak van God? Vertelt u mij die dromen eens.’

De schenker en de bakker vertellen hem hun dromen. Het volgende lied zal daarover vertellen. Dromen die een tegenovergestelde betekenis zullen blijken te hebben. De schenker wordt in ere hersteld, de bakker treft het noodlot. Pikant in dit verhaal is de schenker die wijn schenkt wel overleeft en de bakker niet. Je zou toch denken dat brood belangrijker is dan wijn. Er zijn geleerden die beweren dat dit in de lijn staat van bijvoorbeeld het eerste wonder dat Jezus verricht. Het eerste wonder was de bruiloft te Kana, waar hij water in wijn veranderde. Ook wordt gewezen op Noach, die als eerste daad na de drooglegging om het zo maar eens te zeggen, juist een wijngaard plant en goed van de wijn geniet. De zoon die hem daarom bekritiseert wordt juist veroordeeld. Er zit een gedachte achter dat de wijn symbool staat voor de gave van het Koninkrijk van God, voor datgene wat niet meteen het eerst praktisch noodzakelijke is, geen nut heeft zozeer voor de mensheid. Het gaat uiteindelijk om het beginnen bij het koninkrijk van God. Om het beginnen bij wat God ons heeft gegeven, niet om wat wijzelf ervan maken. Zo is ook voor Jozef belangrijk dat het diep in de gevangenis alleen maar gaat om wat God heeft gegeven. En hij lijkt dat te begrijpen als hij zegt: De uitleg van dromen is toch een zaak van God?

Het bijzondere aan hem zorgt ervoor dat hij leiding krijgt over alle gevangenen, en zo komt hij in de positie dat hij de dromen van de schenker en de bakker te horen krijgt en kan verklaren. De functie van dit alles voor het hele verhaal is dat de vrijspraak van de schenker het begin is van de opgang na de ondergang. Als de Farao onverklaarbare dromen krijgt is het de schenker die zich Jozef herinnert, en zo komt Jozef uit de gevangenis, en uiteindelijk wordt hij zelfs onderkoning. Zo is ook hier de wijn het begin. Het gaat niet om ons eigen koninkrijk maar om het koninkrijk van God. Sja la la Jozef, we heffen het glas, Jozef op jou en je regenboogjas.

Het nummer ‘Kom op nou Jozef’ gaat over die gevangenschap, de dromen van de bakker en de schenker, die hier wat moderner een butler is, en wijst vooruit naar de rehabilitatie van Jozef. Go, go, go ,go!

Josephdienst 1 - Genesis 37

(Na 'Jakob en zoons')

Jakob en zoons – een goed begin van het verhaal in de musical.
Daar gaat het verhaal eigenlijk ook over, over Jakob en zoons.
In Genesis 37 staat meteen aan het begin: 1 Jakob vestigde zich in Kanaän, het land waar ook zijn vader gewoond had. 2 Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakomelingen.
We worden dus meteen weer meegenomen in de reis waarvan we zongen met de kinderen, want op die reis vestigt Jakob zich in Kanaän.
Er staat immers ook letterlijk: hij woonde in het land van de vreemdelingschap van zijn vader.
Jakob was dus een vreemdeling in zijn eigen land.
Het land heet ook nog Kanaän en nog geen Israël. Zo heet alleen Jakob nog maar.
Het klinkt zo alsof het een tussenstop is.
Kennelijk gaat de reis nog verder.
En dat klopt: die reis zal voor Jakob en zoons uiteindelijk eindigen in Egypte.

Jakob en zoons: het verhaal gaat dus voor de verteller uit de bijbel niet over Jozef.
Het gaat over Jakob en zijn nakomelingen.
Dat zegt heel veel over de bedoeling van het verhaal.
De bedoeling is niet om een kaskrakende film neer te zetten over een ster, Jozef,
maar het verhaal gaat over al die sterren bij elkaar.
Over die belofte aan Abraham.

1 De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen.
2 Ik zal je tot een groot volk maken,
ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven,
een bron van zegen zul je zijn. (Gen 12)

Wijzend op de sterren zei God: zoveel als er sterren zijn, zo groot zal jouw familie, jouw volk zijn.
En hier waren al een aantal sterren bij elkaar, Jakob en zijn nakomelingen.
Want meer was het niet.
Jakob is slechts de linking pin tussen dit zooitje ongeregeld aan nakomelingen.
Ze zijn allemaal zoons van Jakob, maar ze zijn nog geen broers.
Jakob wordt hier ook geen Israël genoemd, maar gewoon Jakob.
Niet met de naam die later zijn volk zal dragen, dat voortkomt uit de twaalf stammen waar zijn zonen stamvaders van zullen zijn.
Nee, het is nog gewoon Jakob en zoons.
Meer niet.
Ze zijn geen eenheid, goddank is papa er nog, maar de broers vormen geen eenheid, helemaal nog geen begin van een volk.

Ze hebben moeite om vorm te geven aan die belofte van God.
Ze maken deel uit van de zegen die aan Abraham is beloofd, maar nu?
Alsof je een groep mensen uitverkiest en op een plek bij elkaar zet en zegt: maak er maar wat van.
Die bevoorrechte positie leidt in eerste instantie tot veel onderlinge afgunst en strijd om wie de belangrijkste is.
De broers van Jozef doen dat, en nemen de zegen en het recht in eigen hand.
Zoals Ruben, die met een bijvrouw van zijn vader het bed deelt, en Simeon en Levi die wraak nemen voor de verkrachting van hun zus Dina.
Maar Jozef doet dat ook.
Bij hem wordt die uitverkoren positie versterkt door de voorkeursbehandeling van zijn vader, maar ook door de dromen die hij krijgt.

(Gen 37) 5 Op een keer had Jozef een droom. Toen hij die aan zijn broers vertelde, kregen ze een nog grotere hekel aan hem. 6 ‘Moeten jullie nu eens horen wat ik heb gedroomd,’ zei hij. 7 ‘We waren op het land schoven aan het binden, en toen kwam mijn schoof overeind en bleef rechtop staan. En jullie schoven gingen om die van mij heen staan en bogen daarvoor.’ 8 Zijn broers zeiden: ‘Dacht je soms koning over ons te worden? Wil je over ons heersen?’ Vanwege dat gepraat over zijn dromen gingen ze hem hoe langer hoe meer haten. 9 Opnieuw kreeg hij een droom die hij aan zijn broers vertelde. ‘Ik heb alweer een droom gehad,’ zei hij. ‘Nu bogen de zon, de maan en elf sterren zich voor mij neer.’ 10 Toen hij dit aan zijn vader en zijn broers vertelde, wees zijn vader hem terecht: ‘Zeg, wat is dat voor een droom! Moeten ik, je moeder en je broers ons soms voor jou komen neerbuigen?’ 11 De broers konden Jozef wel vermoorden, maar zijn vader bleef nadenken over wat er gebeurd was.

Deze dromen zijn geen waanideeën maar concrete uitingen van wat God met zijn belofte voor ogen heeft.
En het is aan de mens om dat ook te verstaan in dat licht.
Maar ook Jozef betrekt de uitverkoren positie en daarmee ook de dromen vooralsnog vooral op zichzelf.
En dat nemen de andere uitverkorenen hem niet in dank af.
Zij kunnen net zo min met deze zegen omgaan, en willen van Jozef af.
Maar in dat hele verhaal zit een voortgaande vervulling van de belofte en komen de dromen juist uit, en worden de zonen van Jakob broers, het begin van een volk

Dat kun je al opmaken uit het begin:
(Gen 37) 12 Toen Jozefs broers er eens op uit getrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen, 13 zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem. Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed,’ zei Jozef, 14 en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het vee staat, en breng mij dan verslag uit.’ Zo stuurde Jakob hem vanuit de Hebronvallei naar Sichem. 15 Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. 16 ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij.

Er wordt hier gesproken over Jozefs broers, kennelijk gaat het erom dat hij broederschap gaat zoeken.
En het is niet Jakob die hem stuurt, maar Israël – de naamgever van het latere volk.
En Jozef zegt niet zomaar: ok!, maar gaat zijn weg op een pad dat God voor hem heeft uitgestippeld om de broers tot een volk te maken.
Kijk maar:
Hij gaat op weg staat er om zijn broers te zoeken, dus om broederschap te zoeken, want dat is er bij lange na nog niet. Daarom staat er ook dat zijn broeder de kudde van hun vader gingen weiden. Niet hun eigen kudde, want Israël is nog niet van hen, ze zijn nog slechts erfgenamen, nakomelingen. De kudde moet nog hun kudde worden en Jozef wordt erop uitgestuurd om de broederschap te zoeken. Jakob Israël zegt letterlijk: zie naar de vrede van uw broers, zie naar de vrede van de kudde, en breng mij een woord weerom. Jozef moet zoeken naar de vrede, die onmiskenbaar bij de zegen hoort, naar de vrede van zijn broers en van de kudde, van Israël. En hij moet met een woord weerom komen; dat wil zeggen: de wording van het volk Israël moet voltooid zijn en ze moeten in vrede broers zijn en weiden over de kudde van Israël als hun eigen kudde. In tegenstelling tot wat je misschien intuïtief zou denken is het vanaf hier met de arrogantie van Jozef gedaan. We vinden nog maar twee woorden van hem: een antwoord op zijn vader en de verwoording van zijn opdracht. Hij zegt tegen zijn vader niet zomaar ‘goed!’ zoals in onze vertaling staat, maar ‘zie, ik’ oftewel: ‘hier ben ik’. Een profetische aanvaarding van zijn roeping. En verder zegt hij nog enkel tegen iemand die hij tegenkomt: ‘ik zoek mijn broers’. Dat is zijn opdracht. Het woord weerom laat nog even op zich wachten: Jozef spreekt Jakob Israël pas weer in Egypte, als iedereen is verzoend en Jakobs zonen in vrede broers zijn geworden.

Zo gaat Jozef op reis, de belofte achterna:
(Gen 37) 18 Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden. 19 ‘Kijk daar eens,’ zeiden ze tegen elkaar, ‘daar komt die meesterdromer aan. 20 Dit is onze kans! Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien. We zeggen gewoon dat hij door een roofdier is verslonden. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’ 21 Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden. ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij. 22 ‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten streek, maar breng hem niet om.’ Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan. 23 Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat mooie veelkleurige gewaad, 24 en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in. 25 Daarna gingen ze zitten eten.
Opeens zagen ze een karavaan naderen. Het waren Ismaëlieten die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte. De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars. 26 Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen. 27 Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in. 28 Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sjekel, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.
29 Toen Ruben weer bij de put kwam en ontdekte dat Jozef er niet meer in zat, scheurde hij zijn kleren. 30 Hij ging naar zijn broers terug. ‘De jongen is weg!’ riep hij. ‘Wat nu, wat moet ik nu!’ 31 Toen slachtten ze een bokje, pakten Jozefs veelkleurige gewaad en dompelden dat in het bloed. 32 Daarna lieten ze het naar hun vader brengen met de boodschap: ‘Dit hebben we gevonden. Kijk eens goed, is dit niet het kleed van uw zoon?’ 33 Jakob herkende het en riep uit: ‘Het kleed van mijn zoon! Hij moet verslonden zijn door een roofdier! Hij is verscheurd, Jozef is verscheurd!’ 34 Jakob scheurde zijn kleren, deed een rouwkleed om en rouwde over zijn zoon, dagenlang. 35 Al zijn zonen en dochters deden hun best om hem te troosten, maar hij wilde niet getroost worden en zei: ‘Ik zal rouw dragen totdat ik naar mijn zoon in het dodenrijk afdaal.’ Zo treurde Jakob om zijn zoon.
36 De Midjanieten brachten Jozef naar Egypte en verkochten hem aan Potifar, een hoveling van de farao en commandant van zijn lijfwacht.

Zo belandt Jozef in Egypte. En niet veel later in de kerker.
Want Jozef draagt niet alleen de zegen van God met zich mee in de dromen die hij heeft,
maar ziet er kennelijk ook goddelijk uit.
Hij heeft iets dat zijn broers jaloers maakte, maar dat ook andere mensen graag willen bezitten.
Jozef heeft iets, het is moeilijk te vatten, ongrijpbaar, zoals een dromer ongrijpbaar is.
Hij is mooi, en tegelijk zo onbereikbaar.
Wie hem begeert, stoot hem af als hij hem niet kan krijgen.
En dat gebeurt Jozef, en hij belandt in de kerker.
Sluit alle deuren maar.
Wat mij betreft qua tekst het mooiste lied van de musical.
Omdat het lied begrijpt welk gevoel dit verhaal vertegenwoordigt.
Van een volk dat zo vaak is afgestoten om haar bijzondere karakter,
en tegelijkertijd de belofte in zich draagt één te zijn met zijn allen in het beloofde land.
Sloop al mijn dromen maar, steel mijn geliefden maar,
kind’ren van Israel zijn nooit alleen!
Het verhaal klinkt hierin door van een vervolgd volk,
met het diepste dieptepunt de Holocaust.
In herinnering aan Auschwitz klinken de woorden ‘Geef mij dan een nummer in plaats van mijn naam’ als een aanklacht tegen de geschiedenis en een uitroep: nooit meer Auschwitz!

Daarom nu: Sluit alle deuren maar.

Josephdienst - inleiding

Afgelopen zondag de Josephdienst in de Gereformeerde Kerk.
Koor Laudate Dominum zong liedjes uit de musical Joseph. Tussendoor lazen we de verhalen uit de bijbel over Jozef, die verdieping gaven aan de liedjes.
Fantastisch om te doen, een volle, maar waardevolle dienst, in een volle kerk. Een zegen! In de volgend blogs volgen mijn teksten. We begonnen het verhaal rondom de liedjes zo:

Wanneer mensen dromen
worden mensen opnieuw geboren
Meegevoerd door de wind van de Geest
zien ze wat geen oog eerder heeft gezien
en geen oor eerder heeft gehoord.

Dat verre uitzicht
brengt de hoop dichterbij
maakt geloof geloofwaardiger
en liefde zinvoller.

We horen vandaag het verhaal van een dromer,
Jozef, de zoon van Jakob,
opgetekend in de laatste hoofdstukken
van het eerste bijbelboek, Genesis.

De musical Joseph and the Amazing Technicolor Dreamcoat
is geïnspireerd op dit verhaal.
Liedjes uit deze musical illustreren dat verhaal.
We beginnen bij het begin.

maandag 1 februari 2010

Scheurbijbel - psalm 23


Zojuist op de bijbelse scheurkalender gelezen, een subtiel andere vertaling van psalm 23: De Heer is mijn herder, ik kom niet tekort.
Zie je het?
De Heer is mijn herder, ik kom niet tekort.
Niet 'niets', maar 'niet'.
De Heer is mijn herder, ik kom niet tekort.
Zou de psalmist het niet ook zo bedoeld hebben? Niet met de bedoeling dat je alles krijgt wat je hart begeert, maar dat God je niet tekort laat komen. Je tot je recht laat komen. En dat je daarom misschien niet krijgt wat je wil, maar dat je wel dat krijgt wat je nodig hebt. Zoals in dat gedicht over bidden: ik kreeg niets waarom ik vroeg, maar alles wat ik nodig had.
Hoe één letter een wereld van verschil maakt...