zondag 30 augustus 2015

Hoe blind zijn wíj? (preek 30 augustus 2015)

Tekst: Zacharia 8: 4-8, 20-23 en Marcus 8: 22-26

Hoe blind zijn we zelf voor wat we wel gehoord hebben, maar niet zien? Hoe gaan we om met vluchtelingen, die we nu ineens op ons af zien komen, maar waarvan we allang gehoord hadden?

Hoe vaak gebeurt het niet dat je iets mist? Dat je iets niet gezien hebt? Dat iemand je vertelde hoe hij opzag tegen bijvoorbeeld een aanstaande operatie, maar dat je niet even gebeld of geappt hebt om sterkte te wensen op de dag van de operatie, of niet meteen daarna hebt gebeld? Van de week schoot er 's nachts ineens een naam van een zieke collega door mijn hoofd. En misschien heb denk jij nu ook wel aan iemand. Geen nood, notitie maken, straks doen en dan is het ook goed.

Als je iets mist of iets niet gezien hebt, dan is het moeilijke ervan dat het niet zo is dat je het niet wist of niet had moeten weten. Ja, je hebt gehoord dat het met hem of haar niet goed gaat, en als je dat niet gehoord hebt, dan had je het misschien op een andere manier moeten weten of merken. We hoeven tenslotte niet alles aan elkaar aan te geven, toch? Liefde tussen mensen is niet alleen maar iets voelen voor elkaar, maar ook aanvoelen. En aanvoelen is niet altijd onze sterkste kant. Vooral van mannen. Zeggen vrouwen.

Hoe kun je horende blind zijn?
Om die reden is het ook erg pijnlijk voor degene die niet gezien wordt, dat gemist wordt wat hem of haar overkomt en zo erg bezig houdt. Kijk, iemand die het niet wist of kon weten, ja, die praat je alsnog bij. Maar iemand die het wist, of die het had moeten zien, omdat die er met zijn neus bovenop staat, gaat pijnlijk de mist is als die het mist. Dat doet pijn. Dan ben je horende blind.

Nee, ik maak hier geen taalfout, ook al spreken we normaal over ziende blind en horende doof. In het evangelie van Markus zit er een onderscheid tussen de dove en de blinde. Wie de loop van het verhaal volgt leest even terug aan het eind van hoofdstuk 7 dat er een doofstomme wordt genezen door Jezus. Dat lijkt op ongeveer dezelfde manier te gaan als bij de genezing van de blinde later. Jezus neemt hem apart, raakt met speeksel aan, en gebiedt om hier niet mee in de openbaarheid te treden. Dat de doofstomme meteen is genezen, en de blinde wat langer nodig heeft, is iets waar ik zo op terugkom. Maar verder lijken de verhalen erg op elkaar.

Hoe verschillen de doofstomme en de blinde van elkaar?
Eén onderscheid is echter heel belangrijk. Bij de genezing van de doofstomme bevindt Jezus zich in het gebied van anders-gelovigen. Hij is op de terugweg naar het meer van Galilea, en is op reis van Tyrus via Sidon dwars door het gebied van Dekapolis, de tien steden. Dat is belangrijk om de rol van dit fragment in het verhaal van Markus te begrijpen. Want Jezus bevindt zich dus in het gebied van mensen die nog niet van God hebben gehoord. En dus kunnen ze er ook niet over spreken. Dit wonder van de genezing van de doofstomme is een missionair teken van liefde van God. Aan wie nog niet over Hem gehoord heeft. Oren worden geopend, zodat ze kunnen spreken over de liefde van God. En soms vindt dat verhaal van God meer gehoor bij mensen de er nog nooit van gehoord hebben...

Onder zijn eigen mensen heeft Jezus het een stuk zwaarder. Ja, de farizeeën willen ook wel een teken, zeggen ze in 8:11. Ja jongens, daar gaat het toch niet om? En Jezus haalt uit: 'Waarom verlangt uw soort mensen een teken? Ik verzeker u: aan mensen als u zal zeker geen teken gegeven worden.' Nou, mooi is dat. Wel voor de heidenen, en niet voor ons? Wel voor de buitenkerkelijken, en niet voor ons? De vraag is alleen of Jezus nu zozeer die tekenen wil onthouden aan zijn eigen mensen, of dat ze het gewoon niet zien, niet willen zien, waar het tekenen van zijn?

Ondertussen zitten de leerlingen de hele tijd alleen maar te zeuren dat ze onvoldoende brood hebben. Dat begint al aan het begin van hoofdstuk 8 wanneer Jezus uiteindelijk wederom brood vermenigvuldigt, waarvan nota bene 7 manden over waren. Maar de leerlingen zijn daar niet zo zuinig mee, en vergeten gewoon voldoende brood mee te nemen. En na de confrontatie met de farizeeërs kunnen zij zich er alleen maar druk om maken dat ze onvoldoende brood bij zich hebben. Dus Jezus verzucht: 'Waarom praten jullie over dat je geen brood hebt? Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie zo hardleers?' En als hij dan met ze herhaalt hoeveel manden brood er over waren bij de twee tekenen van de broden, de eerste keer twaalf en de tweede keer zeven, vraagt hij vertwijfeld: 'Begrijpen jullie het dan nog niet?'

Je begrijpt pas als je het ziet
Jezus bevindt zich te midden van zijn eigen mensen die veel over God gehoord hebben. Maar om de een of andere redenen zien ze het niet. Ze zien de wonderen wel, maar ze zien niet wat ze vertellen over God. Ze zien de wonderen wel, maar ze zien God niet. Natuurlijk kun je God niet zien. Maar je kunt wel zien wat de woorden over God betekenen. Over wat je bijvoorbeeld moet doen. En wanneer het erop aankomt dat je wat doet. Hoe vaak laten we iets niet na waarvan we weten dat we dat moeten doen? Gewoon uit luiheid of onachtzaamheid. Het nu niet belangrijk vinden. Terwijl het voor een ander wel belangrijk is. Of omdat het anders mis gaat. Met veiligheid, of tussen mensen.

We hadden al lang over de vluchtelingen gehoord, maar we zagen niet dat we iets moesten doen
Zo weten we al jaren dat er een enorme vluchtelingenstroom onze kant op gaat komen. Dat is echt niet iets van de kranten en journaals van deze weken. We kunnen wel op onze achterste benen gaan staan, maar als we gezien hadden wat we hadden gehoord, dan wisten we dat er al jaren miljoenen mensen ontheemd leven in het Midden-Oosten en Afrika. Dat ze steeds minder te eten krijgen, omdat het geld van hulporganisaties op is, en hun vooruitzichten steeds uitzichtlozer zijn. En dat ze al jaren de Middellandse Zee over proberen te steken, te beginnen bij Lampedusa. Waar we hulpgeroep hoorden, maar niet zagen wat we moesten doen.

En kom niet bij me aan dat Europa nu ineens overspoeld wordt door vluchtelingen. Want het is niet 'ineens'. En noem ze al helemaal geen gelukszoekers. Als we deze mensen gezien hadden, nadat we over hun ellende hadden gehoord, dan hadden we gezien wat we moesten doen. Nu lopen we achter de feiten aan, en worden mensen met een oorlogstrauma slachtoffer van onze besluiteloosheid en vinden ze op hun weg traangasgranaten en prikkeldraad met scheermesjes. Hoe verzin je het?

Nu versmalt de problematiek zich tot de vraag of ze hier wel kunnen blijven? Dat willen ze zelf niet eens. Natuurlijk willen ze naar huis. Maar toen we hun ellende thuis hoorden, hebben we niets gedaan. Natuurlijk konden wij ook niet alles oplossen. Maar we hebben er niet op geanticipeerd. We hebben niets voorbereid. Het was eerst het probleem van de landen in de regio. Toen het probleem van Zuid-Europa. En nu van ons. Gefeliciteerd. We hebben het mooi voor elkaar.

Om moedeloos van te worden
Zo moedeloos moet Jezus zijn geweest toen hij de blinde zag. Zijn eigen mensen, Gods mensen, hebben zoveel over hem gehoord, en Jezus heeft over God verteld. En mensen bemoedigd. Moed ingesproken, de weg gewezen. Over hoe je kunt leven. Maar ze zien niet wat ze nu moeten doen. Ze zien niet waar het op aan komt. Geloof is iets dat ze hebben. Ze hebben een geloof. Maar ze leven er niet uit.

En Jezus neemt de man apart. Want het gaat niet om het schouwspel, het ritueel, de kerkdienst, de toespraak of wat dan ook, dat de aandacht kan trekken. Het gaat om die blindheid. Daar wil Jezus alle aandacht op leggen. En al ónze aandacht, als enige getuigen van het vertelde verhaal. Ja het is een wonder, deze genezing, maar even geen 'oh' en 'ah'; het is een teken van Gods liefde. En alle aandacht moet ernaar uitgaan waar het een teken van is. Het gaat niet om het wonder, maar om de betekenis.

Je begrijpt pas wat God zegt als je ziet wat hij bedoelt
En wat ziet de blinde? Jezus vraagt het hem. 'Ziet u iets?' Niet als controle, maar om ons te laten zien dat er een proces gaande is. 'En hij begon weer te zien en zei: 'Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.'' Wat hier gebeurt verwijst naar de schepping. Op de derde dag schiep God de bomen. Bomen lijken op mensen, in hun contouren en in hun karaktertrekken. Maar we zijn er nog niet. De mens wordt op de zesde dag geschapen. En zo legt Jezus hem weer de handen op de ogen. En toen zag hij alles heel helder. Nou, en wie ziet hij als hij genezen is? Jezus, de nieuwe Adam, de nieuwe mens. Alles ziet deze man voortaan 'door Jezus Christus, onze Heer'. Jezus geeft hem een nieuwe bril. Zijn blik op de wereld. Door de ogen van God. Je verstaat pas wat God zegt als je ziet wat Hij bedoelt.

Jezus zien 
En dan zie je Jezus. Er is een verhaal in het evangelie naar Mattheüs dat Jezus mensen prijst dat ze hem te eten gaven, drinken, hem als vreemdeling opnamen, hem kleedden, hem bezochten toen hij ziek was en toen hij gevangen zat. En de mensen vragen hem wanneer ze hem dan hongerig, dorstig, als vreemdeling, naakt, ziek en gevangen hebben gezien. En dan zegt Jezus: 'Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.'

Door Gods bril kijken
Als we werkelijk zien wat God bedoelt in alles wat Hij tot ons zegt, dat zien we Jezus in de hongerige, de dorstige, de naakte, de zieke, de gevangene, én de vreemdeling. Die ís niet Jezus, dat snap ik ook wel, maar in hem of haar zien we wat Jezus bedoelt dat ons te doen staat als wij zien wat hij zegt.

Dan zie je de toekomst!
Soms lijkt het alsof je maar beter doofstom kan zijn. Dan hoor je niet wat God zegt, en kun je tenminste ook niks missen. Maar dan zie je ook niet met de bril van God de kansen, de toekomst, de mens in anderen, allemaal mensen die mogen leven in het Koninkrijk van God. Als ze het willen zien.