woensdag 18 december 2013

Een metgezel naar Bethlehem - preek derde Advent 15 december 2013 over Ruth


Luister de preek op Kerkomroep

Er gebeurt veel in onze gemeente en in onze omgeving in de aanloop naar Kerst dit jaar. We moeten van veel mensen afscheid nemen, ieder met hun eigen verhaal en achtergrond. En niet alleen binnen onze gemeente is dit zo. Ook in onze andere wijkgemeente moet men van veel mensen afscheid nemen; mensen die wijzelf vaak ook kennen. En ook breder om je heen hoor je het veel dat er mensen overlijden. Daarnaast zien we veel mensen om ons heen die kampen met ziekten of hun eigen levenseinde zien naderen of dat van hun liefste medemensen. Het is veel. Dat hoor ik veel mensen zeggen. En ja, dan zijn we er voor elkaar. En we zorgen samen voor de dingen die gedaan moeten worden, en we krijgen daar kracht voor, maar al met al is het veel, heel veel. Het valt me op hoe veerkrachtig onze gemeenschap is. Ik zie dat we elkaar ondersteunen, en dat mensen zich aanbieden om een extra tandje bij te zetten. Dat is bemoedigend. En soms is er ook even het gevoel pas op de plaats te moeten maken. Om door te kúnnen gaan. Ook dat is goed. We moeten zuinig zijn op elkaar en op onszelf. Onszelf niet voorbij lopen, juist om de ander ook te kunnen zien. Even pas op te plaats maken kan zorgen dat je niet struikelt. Ook daarin kunnen we elkaar afwisselen en ondersteunen, en elkaars last opvangen. En als dat ergens niet goed gaat, dan moeten we dat met elkaar bespreken, want ieder is van goede wil. En zo zullen we doorgaan. Al is het wel veel.

En toch zijn we tegelijkertijd op weg naar Kerst. En dat gaat dus niet bij iedereen van harte. Kerst ademt een hele andere sfeer, van vrolijkheid, van toekomst, van vrede, van gezelligheid, van familie en vrienden. Tja, dat kan schuren. En de een beleeft dat minder sterk dan de ander, en dat is goed. Maar zo gaan we wel naar Kerst, want dat komt er aan, hoe dan ook. Maar hoe kunnen we daar naartoe gaan? Hoe vinden de weg naar de toekomst van Kerst? Hoe vinden we de weg naar de toekomst van Kerst, zodat we die kunnen inslaan?

Ook Bethlehem is nog niet klaar voor Kerst. Het provinciestadje in de uithoek van het Romeinse Rijk, waar in een stal achteraf Jezus geboren zal worden, omdat er geen plaats was in het nachtverblijf van de stad; in deze stad, Bethlehem is alles nog leeg, en levenloos. We hebben het over de tijd dat het verhaal van Ruth begint. 'In de tijd dat de rechteres het volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land. Een man trok daarom met zijn vrouw en zijn twee zonen weg uit Bethlehem in Juda, om een tijdlang in de vlakte van Moab te gaan wonen. De naam van de man was Elimelech, die van zijn Noömi, en zijn twee zonen heetten Machlon en Kiljon; het waren Efratieten uit Bethlehem in Juda.' In Bethlehem was geen leven te vinden. Het voelde er leeg en toekomstloos. Daarom zocht het gezin Elimelech zijn heil in den vreemde. Ze wisten eigenlijk niet waar ze het zoeken moesten. En het wordt nog erger: in den vreemde overlijdt Elimelech. Zijn naam betekent 'God is koning', maar in alle leegte en in den vreemde kun je het besef gauw kwijtraken dat God je leven regeert, een plan met je heeft, iets met je leven voor ogen heeft. Nee, het leven stopt voor mij. Laat anderen maar verder gaan. En dus trouwt de volgende generatie, de twee zonen van Elimelech en Noömi: Machlon en Kiljon. Maar ja, wat moet je aan toekomst verwachten van de Afgeschrevene en de Ziekelijke, zoals ze heten. Ook daar zit geen toekomst in. En de vrouwen met wie ze trouwden, alle twee vreemdelingen uit het land Moab, blijven achter samen met hun schoonmoeder Noömi. Scherper gezegd: Noömi bleef achter samen met haar schoondochters. Om Noömi gaat het. En zo staat het er ook: zij bleef achter. In den vreemde, met twee vreemdelingen die haar geen toekomst kunnen geven, omdat zij niets meer te bieden heeft, nu haar man, én haar zoons zijn overleden. Voel je de leegte? Hij is welhaast voelbaar in een tijd van zoveel verlies. We tellen onze zegeningen en proberen weer door te gaan en het leven weer op te pakken, maar soms voelt het ontstellend leeg.

Hoe kun je dan weer terug naar Bethlehem. Die stad waar we later toch de hoop verwachten te vinden? Noömi gaat terug, met lege handen. Ze kan niet anders. Ze moet wel. En Opra en Ruth gaan mee. Dat wil zeggen: niet allebei van harte. Noömi, die arme vrouw, op het dieptepunt van haar leegheid zegt ze tegen haar schoondochters dat ze maar naar hun eigen land terug moeten gaan. Wat heeft zij nog te bieden? En Opra, haar naam betekent nek: ze laat haar schoonmoeder haar nek zien. Ze keert haar de rug toe, zegt gedag en verdwijnt.

En Ruth? Ruth wijkt niet van de zijde van haar schoonmoeder. Let wel, haar vreemde schoonmoeder. Maar Ruth gaat niet terug naar het vertrouwde. Ze blijft. Ook als Noömi aandringt. 'Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft, zal ik ook sterven, en daar zal ik begraven worden. De Heer is mijn getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden.' Een trouwbelofte. Een belofte van onvoorwaardelijke levenslange trouw. Ruth, zij wordt voor Noömi wat haar naam betekent: metgezel. Zij zorgt er praktisch voor dat Noömi niet alleen hoeft te gaan. Ze gaat met haar mee. Maar ze doet meer. Via Ruth opent zich Noömi's toekomst weer. Door haar huwelijk met Boaz geeft Ruth aan haar schoonmoeder de kinderen die haar toekomst geven. Ze geven haar letterlijk bestaanszekerheid. De vrouwen zeggen tegen Noömi bij de geboorte van haar kleinzoon: 'Geprezen zij de Heer, de jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal.' Wij zeggen vaak: kinderen hebben de toekomst. Maar in de tijd van dit verhaal, en die tijden liggen nog helemaal niet zo lang achter ons, zijn kinderen ook je bestaanszekerheid voor de toekomst, als je ouder wordt en zelf niet meer kunt werken.

Maar zoals altijd gaat een bijbelverhaal dieper. In een levensloze, lege situatie, waarin een gezin uit Bethlehem vertrekt, geen heil meer in Bethlehem verwacht, en de ellende nog dieper kan en dieper voelt, God ver weg schijnt, zijn plan met ons leven duister schijnt, en alles om ons heen afgeschreven en ziekelijk voelt, daar komt uit den vreemde een vrouw op die met Noömi meegaat, onvoorwaardelijk. En die haar leven aan dat van Noömi verbindt. En zo gaan ze terug naar Bethlehem. Door Ruths metgezelschap groeit in Noömi opnieuw het vertrouwen dat er weer toekomst mogelijk is. Dit verhaal is in de bijbel terecht gekomen omdat mensen het gevoel hebben gekregen dat in deze vreemdelinge God naar zijn volk omzag. Ruth verbindt haar leven met dat van Noömi, de vrouw uit Bethlehem. En zo verbindt God zich met ons lot, juist op dit plek waar het ons duister schijnt wat zijn plan nu met ons leven is. Elimelech, God is koning, is dood. Het gevoel dat God ons een plan had, kan weg zijn als alles je uit je handen geslagen wordt, of het minimaal heel moeilijk wordt het allemaal vast te pakken en aan te pakken. Soms voelt het leven alsof het tussen je vingers doorglipt. Maar daar komt God, onverwacht via een vreemdelinge, als metgezel, die de toekomst openbreekt en van Bethlehem weer maakt zoals de stad heet: Broodhuis, een huis om in te leven dus.

Dat is de reden dan de Evangelist Mattheüs Ruth expliciet noemt als de moeder van Obed, die de grootvader is van koning David. Zo werd Bethlehem de stad van David, waarin onze redder is geboren. Een wonderlijke zwangerschap leerde ons dat het Kind van God kwam. Hij trok zich ons lot aan, Hij verbond zich met ons leven, en brak de toekomst open. Omdat de dood niet meer het laatste woord heeft. De weg naar Kerst hoeven we niet alleen te gaan. We vinden in God onze metgezel, juist wanneer het duister schijnt wat nu allemaal de bedoeling van ons leven is als het ons ontvalt, juist om mee te gaan in ons leven, vandaag, en alle dagen van ons leven.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten