dinsdag 8 januari 2013

Waar vinden we de pasgeboren Koning? - preek Driekoningen 6 januari 2013




Drieëndertig jaar na zijn geboorte stond Jezus oog in oog met Pilatus. En Pilatus vroeg aan hem: ‘Bent u de Koning van de Joden?’ Een wonderlijke titel: Koning van de Joden. Een titel die Jezus nooit voor zichzelf zal gebruiken. Hij bevestigt noch ontkent dat hij de Koning van de Joden is. Als Pilatus vraagt: ‘Bent u de Koning van de Joden’, zegt Jezus: ‘U zegt het.’ Hij had nog eenvoudiger ja of nee kunnen zeggen, maar dat deed Hij niet. Ja, Hij is de Koning van de Joden, maar het gaat er niet om dat Hij het zegt. Het gaat erom dat de mensen het zeggen. Dat wij het zeggen. En het hele Mattheüs Evangelie draait daarom: om de erkenning van Jezus als Koning van de Joden. Kijk maar naar het einde: drie keer, en dat is niet voor niets, klinken de woorden ‘Koning van de Joden’: uit de mond van Pilatus. Daarna uit de mond van de soldaten die met Jezus spotten: ‘Gegroet, koning van de Joden’. En daarna dat bord bovenaan het kruis, een aanklacht, of: wat is het eigenlijk? Maar de woorden zijn: ‘Dit is Jezus, de Koning van de Joden.’ 

Drieëndertig jaar eerder komen drie magiërs, die onder invloed van verschillende profetieën koningen zijn gaan heten, aan de poort van het paleis van koning Herodes, en ze vragen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden?’ Waren de magiërs de ster een beetje kwijt dat ze aan de poort van het paleis aanklopten? Of was het meer uit logica dat ze natuurlijk naar het paleis gingen? Geen van beiden. Het Mattheüs Evangelie vertelt op een bijzondere manier het verhaal over Jezus. Je zou het een getuigenis kunnen noemen, omdat het verhalen over Jezus vertelt die voor ons als waard om te geloven moeten overkomen. Maar meer nog vraagt het van alle personen in het verhaal, en van ons, om positie in te nemen. Jezus kan zoveel zeggen: uiteindelijk gaat er het erom of wíj hem erkennen als Koning van de Joden. Dus Herodes kan hier niet buiten blijven. Jezus’ geboorte en zijn Koning-zijn is een aanklacht tegen Herodes. Het hele verhaal van de drie wijzen uit het oosten is een verhaal waarin de verschillende personen hun positie innemen, zoals ook iedereen in deze wereld positie inneemt tegenover Jezus. Erken je Hem wel of erken je Hem niet?

Nog vóór Herodes is er nog een andere Koninklijke lijn die zijn positie moet bepalen. En dat is de lijn van Koning David. Deze wordt uitgewerkt in het geslachtsregister van het eerste hoofdstuk. Deze enorme lijst van namen toont het volgende: dat in de hele lijn van Abraham tot aan Jozef nogal wat breuken zitten. Het is geen vanzelfsprekende vader op zoon stamboom. Er is sprake van een aantal onvruchtbare aartsmoeders, van vrouwen die het recht in eigen hand nemen, zoals Tamar, of die van buiten komen, zoals Ruth, maar ook overspel, zoals bij David en Batseba, maakt deel uit van deze hele geslachtslijn. Deze geslachtslijn is dus een samenspel van goddelijk en menselijk initiatief, en dus geen vanzelfsprekendheid. En steeds is daarbij de vraag dus: erkennen we dat in deze lijn God doorklinkt? Met andere woorden: is Jezus een zoon van David? Jozef is degene die daar een antwoord op moet vinden. En Jozef heeft het moeilijk om een zoon te erkennen die niet van hem is. Of toch wel? Is Jezus de drager van Gods beloften die in de lijn van Abraham via David naar Jozef doorklinkt? Het gaat hier dus om meer dan om de erkenning van Jezus door Jozef als kind. Het gaat hier om de erkenning van Jezus als zoon van David, als Koning van de Joden. Deze wonderlijke zwangerschap staat helemaal in de lijn van dat ongewone geslachtsregister. Uiteindelijk is het God die de lijn voortzet, ondanks wat de mensen doen en nalaten. En hier is het wel erg extreem: de mensen komen er niet eens aan te pas. En toch is het Kind de drager van Gods beloften. Zegt Jozef. En hij neemt Maria als zijn vrouw en het Kind als zijn zoon. En noemt Hem Jezus.

Jozef zorgt dus in het verhaal voor een erkenning van binnenuit, een erkenning vanuit het volk Israël. En dat is belangrijk in het Evangelie van Mattheüs, omdat Mattheüs voor de Joden schrijft. Dat is zijn publiek. Daarom bouwt Mattheüs zijn introductie ook op Jozef, en niet op Maria, zoals Lucas. Erkennen de Joden zelf hun Koning. Om te beginnen Jozef wel. Maar wat doet het volk? Als de drie wijzen aan de paleispoort staan en vragen waar de pasgeboren Koning van de Joden is, schrikt niet alleen Herodes, maar ook heel Jeruzalem met hem,staat er. Je staat nauwelijks stil bij deze bijzin, maar ook hier zie je dat het Mattheüs niet alleen om een paar individuen is bedoeld, maar om de gehele wereld, en dus ook om ons. Het ging niet om Jozef als individu, maar om Jozef als nazaat en spreekbuis van de koningslijn van Koning David, die teruggaat op aartsvader Abraham, de oergelovige. Het gaat niet alleen om Herodes, maar het gaat om heel Jeruzalem, waar Herodes over heerst. Wat doet het volk? We horen er niets over, maar we weten maar al te goed hoe later, voor het oog van Pilatus, en opgehitst door de Joodse leiders, het volk ervoor kiest Jezus te kruisigen. Steeds stelt Mattheüs met zijn verhaal over Jezus de vraag: en waar sta jij?

Wij hebben misschien niet zoveel boodschap aan Jezus’ Koningschap over de Joden. Misschien vind je dat maar een interne kwestie, of wil je je niet branden aan de verhouding tussen Joden en Christenen. Maar vergeet niet: Jezus was een Jood, en het heil komt uit de Joden, zei Hij zelf. En dus moeten we het daar zoeken. Net als de wijzen uit het oosten. Het is typisch voor de relatie tussen God en Israël dat God vaak mensen van buiten laten komen om Israël duidelijk te maken wat er binnen haar volk gebeurt. In het geslachtsregister zagen we dat al, maar ook in deze wijzen. Ze doen denken aan het visioen uit Jesaja, waarin de volken van de aarde in drommen op de Koning van de Joden afkomen, en de rijkdom van deze vreemde volken in zijn schoot valt. Een vloed van kamelen die het land zal overspoelen, beladen met rijkdommen, goud en wierook. Maar ook mirre, vertelt Mattheüs, omdat immers een Koning wordt geboren. En mirre gebruik je om koningen te zalven.

Waar Jozef staat voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van binnenuit, staan de wijzen voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van buitenaf. En aan het volk van Jeruzalem, maar ook aan ons is het om onze keuze te maken. Is hier een Koning geboren? En verwachten wij daarvan de redding van ons leven? Van dat ingebakerde kind, dat later even weerloos in Zijn graf in doeken gebonden ligt. Ben je bereid, om na het mooie romantische verhaal van dat Kind, dat zo veilig en beschermd in de kribbe lag, dat kind te volgen? Door alle weerbarstigheid van het leven heen? Het leven biedt veel meer schijnbare zekerheid in grote machten, machtsspelletjes, eigen gelijk en eigen controle. De weg van de Koning van de Joden is een breekbare, een kwetsbare, een levensweg, die nooit voltooid is voor we herenigd worden met God. De weg met Jezus is geen weg van veilige huisjes. De weg van Jezus is er één van de gekruisigde zoeken, en opstaan voor mensen die aan het leven en aan anderen onderdoor dreigen te gaan. Dat is de weg die de wijzen ons voorgaan. Naar de stal. En we hebben veel te bieden: goud, wierook en mirre. Ieder van ons heeft wat te bieden in de navolging van Jezus. Wees daartoe dan ook bereid. Hier ligt de pasgeboren Koning van de Joden. En Hij heeft nog een hele toekomst voor zich. En wij met Hem.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten