zondag 28 maart 2010

Palmpasen: Feest, maar nog niet helemaal

Vandaag begint de Stille Week. Dat is meer dan alleen maar een voorbereiding op Pasen. Het is het doorlopen van een heel intens verhaal. Het verhaal over de intocht, het lijden, sterven en opstaan van Jezus is een verhaal van het leven. Een verhaal over goed en kwaad. Over hoop en zoeken na verlies, over verwachtingen en idealen. Over teleurstellingen. Over macht en over onmacht. Over machtigen en over machtelozen. Over waar mensen toe in staat zijn. En over waar God toe in staat is. Een verhaal op leven en dood.

Deze dubbelheid van uitersten, met als uiterste van uitersten dood en leven, komt vanaf het begin mee in de Stille Week. We beginnen vandaag op Palmpasen met de intocht van Jezus in Jeruzalem. Dat is het verhaal van een feest met een rouwrandje. In het feest klinkt de laatste regel van het slotlied: Heden hosanna, morgen kruisigt hem! De farizeeën komen al op en eisen van Jezus zijn leerlingen te berispen. Het is geen zorgeloos feest. Het is een feest waarvan we eigenlijk van tevoren weten dat het te groot is. Dit moet misgaan, maar we pikken het feest nog mee. Niet om het er nu van te nemen nu het nog kan. Maar omdat het feest de tragiek duidelijk maakt. Niet omdat het feest misplaatst is, o helemaal niet. Maar door het feest kan niemand er meer omheen dat er iets te gebeuren staat. Al is dat heel iets anders dan de feestgangers verwachten.

Het feest van palmpasen, dat feest met een rouwrandje, maakt de tragiek duidelijk. We kunnen er niet meer omheen dat er iets te gebeuren staat. De kinderen laten ons dat zo zien. Met vrolijkheid en trots zullen ze met de palmpaasstokken binnenkomen. Vrolijk versierde kruisen. Ja, precies, dat is het, een vrolijk versierd kruis. Juist door de felle kleuren en alle versieringen van het feest kun je niet meer om dat kruis heen. En aan dat kruis hangen allemaal elementen die vooruitwijzen naar wat komen gaat, waar we niet meer onderuit kunnen. De pinda’s van Jezus of Barabbas, de rozijnen van de dertig zilverlingen van Judas en noem maar op. Juist in alle uitbundigheid wordt de tragiek genadeloos duidelijk. Duidelijk wordt wat er te gebeuren staat en dat dat heel dramatisch zal zijn.

Dat geldt op een andere manier ook voor Exodus. Hierin lezen we al enkele weken over de aanstaande uittocht. We hebben Mozes zijn roeping zien aannemen en eerst het volk en daarna de Farao voor zich zien proberen te winnen. Nu we in het Evangelie over de intocht lezen vullen deze verhalen van uittocht en intocht elkaar aan. Ook Exodus laat zien dat het dramatische wat te gebeuren staat, de laatste plaag, tot een zekere vreugde stemt. Want wat gebeurt er namelijk voor vreugdevols in Exodus: God treedt nu op de voorgrond. Hij zet de situatie nu naar zijn hand. Het is een beslissende wending in het verhaal die zal leiden naar de uittocht. In de vorige verhalen was de strijd er één tussen de Farao en Mozes. En hoe groot de wonderen van de plagen ook waren, de Farao en Mozes hielden elkaar in zekere zin in evenwicht. Er kwam geen beweging in de situatie van het volk. In het vorige hoofdstuk nu vindt de laatste ontmoeting plaats tussen de Farao en Mozes. En het is heel duidelijk hun laatste: ‘Uit mijn ogen’, beval de Farao. ‘En waag het niet u nog eens te laten zien. Als u hier nog eens verschijnt, wordt dat uw dood.’’Zoals u wilt,’ antwoordde Mozes, ‘ik zal u niet nog eens onder ogen komen.’ Mozes maakt plaats. Hij maakt plaats voor God. Hoewel hij nog één keer als boodschapper fungeert in ons stuk, vraagt God geen actie meer van Mozes. De actie is aan God. Het is niet langer de Farao tegenover Mozes, maar de Farao tegenover God.

En dan wordt helder wat hier op het spel staat. Hier staan geen koning en vertegenwoordiger van een onderdrukt volk tegenover elkaar, maar twee koningen, de Farao en God, die beide aanspraak maken op Israël. De Farao staat voor onderdrukking van dat volk, voor de dwangarbeid. God staat voor de bevrijding naar het beloofde land, en land van melk en honing. Hier staat de Farao voor levenloosheid, voor de dood. En God staat voor het leven. Iedereen die zich afvraagt waarom de tekst toch steeds spreekt over God die de Farao hard maakt, moet niet denken dat God een rol heeft in de hardheid van de Farao en dat de Farao dus eigenlijk maar een marionet is van God in zijn dramatische en dan wat morbide schouwspel tussen goed en kwaad. Nee, de schrijver bedoelt dan dat God de situatie op scherp zet. Hij dwingt de Farao harder dan hard te zijn om zo daadwerkelijk bevrijding te kunnen bewerkstelligen. En ja, dan is het afschuwelijk dat de eerstgeborenen van de Egyptenaren daar het slachtoffer van worden. Maar bedenk dan wel dat ook hier een bedoeling in het verhaal zit: Het verhaal bedoelt te laten zien dat het kwaad dat de Farao belichaamt geen toekomst meer heeft. Want die was namelijk aan de eerstgeborenen. En dit kan geen situatie zijn van hard tegen zacht, maar moet een situatie van hard tegen hard zijn, omdat het een situatie is van leven en dood. Door de Farao zo hard te tonen wordt duidelijk dat hij en hij alleen verantwoordelijk is voor het kwaad, en dat God, en God alleen, verantwoordelijk is voor de bevrijding. Zo kan God de definitieve slag toebrengen.

Dat geldt ook voor het Evangelieverhaal. Als je met de ogen van Exodus kijkt valt je op dat God ook hier het kwade dwingt stelling te nemen. Noem het geen provocatie om de macht – ik vind de verhalen over Jezus als verzetsleider tegen de Romeinen altijd heroïsch klinken maar verder nogal inhoudsloos. Nee, Jezus provoceert niet; hij neemt stelling. Geeft met zijn intocht tekenen van hoop, dat het goede overwint. Maar daarvoor moet eerst het kwade verhard worden. En dat is wat gaat gebeuren de komende week. Om het goede te laten overwinnen moet het kwade toekomstloos worden gemaakt. Alweer.

Ja alweer, maar op een andere en nu alles beslissende wijze. Waar het in Exodus ging om een uittocht uit het angstland, om het kwade achter je kunnen laten, gaat het hier om een intocht. Jezus dringt als het ware door tot in het hart van het kwaad. En, en dat is het allesbeslissende, Hij neemt dat kwaad in zich mee en zal zelf, als eerstgeborene van Gód, sterven. Jezus is de mens van God die niet het kwaad om zich heen bestrijdt, maar het kwaad tot zich neemt, op zich neemt, meeneemt en ondergaat. Jezus is geen activist tegen het kwaad die ten onder gaat. Hij neemt het helemaal in zich op en verslindt het. En ja, dat is een gruwelijk tafereel, net als de laatste plaag in Egypte, maar ook, en ik zeg het met enige schroom, een belofte, net als in Egypte. God laat ons niet alleen in de eeuwige balans tussen goed en kwaad, waarin het schipperen en overleven is. Ja, God zet alles stevig op scherp. Daardoor toont het kwade zich in zijn ware gedaante, en kijk maar om je heen, dat is vreselijk. Maar God grijpt ook in en laat de balans doorslaan naar het goede. Zondag zal het Pasen zijn! Dan is het echt reden voor feest, en nu al een beetje!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten