zondag 27 februari 2011

Zorgen moet je doen, niet maken

Tekst: Jesaja 49: 13-18 en Mattheüs 6: 24-34

Was het maar zo makkelijk. Was het maar zo makkelijk dat we ons geen zorgen hoefden te maken. Dag in, dag uit maken we ons zorgen om van alles en nog wat. En vult u zelf maar in waar u de afgelopen week zorgen om gehad heeft. Dat kunnen materiële zorgen zijn om geld en goed – rekeningen die nog betaald moeten worden, problemen en uitdagingen op het werk, allerlei praktische zorgen over hoe je dingen regelt en op elkaar afstemt, niet in de laatste plaats werk- en privézaken – maar ook zorgen om mensen. En vaak mengen die zorgen zich, omdat zorgen om mensen vaak ook gepaard gaan met hun zorgen om bijvoorbeeld een baan en allerlei andere praktische zaken die vastzitten aan iemands problemen. Je kunt er heel druk mee zijn. En dan zegt Jezus: maak je geen zorgen. En aan het eind: zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Ja ja.

Alle stukjes van de Bergrede hebben een soort extremiteit in zich. En soms klinken ze een beetje wereldvreemd. Of het nu om de zaligsprekingen gaat, of om de verschillende verscherpingen van de wet van Mozes; je kunt gauw het gevoel krijgen: ja, maar zo werkt het niet in de wereld. En dat klopt ook. Zo werkt het niet in de wereld. Wie zich dus klem voelt zitten tussen de praktijk van het leven van alledag en deze teksten, zit dus precies op de goede plek. Het beeld dat Jezus door de Bergrede schetst van het leven in het Koninkrijk van God is niet over het beeld heen te leggen dat wij van de wereld hebben en van wat wij om ons heen zien elke dag. Niks van wat Jezus in de Bergrede zegt is dan ook vanzelfsprekend. En daarom moet het besproken worden, benoemd. En gedaan. Want woorden hebben in de Bijbel altijd de bedoeling om werkelijkheid te worden, om gestalte te krijgen, in mensen en hun daden. Jezus is de verpersoonlijking daarvan. Hij wordt wel het vleesgeworden Woord genoemd. Dat betekent dat wat in de Bijbel gezegd wordt, in Hem gestalte krijgt, zichtbaar wordt. En Hij zegt het voort.

Wie zich dus, al is het maar een beetje, klem voelt zitten tussen Jezus’ oproep en het leven van alledag, zit dus op de goede plek. En van daaruit wil ik met u zoeken naar waar het dan op aan komt in het leven hier in deze wereld, levend vanuit het perspectief van dat Koninkrijk van God.

Wat doen zorgen met mensen? Twee dingen: zorgen maken ons afhankelijk, en zorgen ondermijnen ons vertrouwen. Het eerste, dat zorgen ons afhankelijk maken, kun je meevoelen als je denkt aan momenten dat je grote zorgen had om praktische dingen. Dat bepaalde doelen niet gehaald worden op het bedrijf, je werk- en privézaken niet op elkaar kunt afstemmen, je twijfelt over of je op je plek bent in een baan of in je studie, of om de hoogte van je pensioen, voor nu of later, om de staat van je auto en hoe lang die nog meegaat, het onderhoud van je huis en verzin maar zelf wat je op dit vlak tegenkomt. Op zich is het niet erg als je deze zorgen hebt, maar ze kunnen als het ware onafhankelijk worden van al het andere, hun eigen leven gaan leiden, en jou afhankelijk maken. Zodat je er vaak aan denkt, ook ’s nachts, of op andere manieren niet lekker in je vel zit. En dat frustreert, jezelf en mogelijk ook de mensen om je heen, op wie je je afreageert.

Nu is het mogelijk dat je denkt die zorgen beheersbaar te houden door hard te werken, maar er kan een moment komen dat blijkt dat je helemaal niet meer de regie hebt. Dat je eigenlijk alleen nog maar aan het reageren bent, in plaats van aan het ageren. Alles wat je doet wordt dan een reactie op iets dat gebeurt, in plaats van dat je zelf je zorgen de baas bent. En dan wordt het alsof je iemand bent met schulden die de ene schuld inlost door de andere en daardoor eigenlijk in een steeds lastiger pakket komt; met steeds hogere schulden en een steeds hogere rente.

Het tweede, dat zorgen ons vertrouwen ondermijnen, gaat dieper. Wie afhankelijk wordt van zorgen, dus afhankelijk wordt van iets buiten hem, is overgeleverd aan de grillen van die zorgen. Net zoals je je overgeleverd kunt voelen aan dat bedrijf, of juist een klant, die verkeerde rekeningen stuurt of ze niet betaald, of verkeerde dingen regelt, waar je je mateloos aan kunt ergeren. Ook deze zorgen zijn op zich niet zo erg, maar wel als ze je gaan beheersen. Want dan wordt jouw welbevinden, jouw levenscomfort, afhankelijk van iets buiten je waar je geen grip op hebt. En in het ergste geval tast het je zelfvertrouwen aan, omdat je niet meer in staat bent goed voor jezelf te zorgen. Nu is het zeker waar dat je niet alles in de hand kunt hebben, maar het gaat erom hoe afhankelijk je je daarvan opstelt, of voelt. En ik denk wel eens, kijkend naar de publieke opinie in ons land, dat alle angst en agressie en alle strijd tussen bevolkingsgroepen mede is ingegeven door een gebrek aan vertrouwen. Omdat het leven zo complex is geworden, wereldwijd en omdat mensen zich afhankelijk voelen van grote onpersoonlijke instituten als overheden, energiemaatschappijen, pensioenfondsen, banken en noem maar op. En mensen die daar tegen te hoop lopen voelen zich een speelbal van de maatschappij, maar ontberen het zelfvertrouwen om deel te nemen aan die samenleving, met oog voor de hele samenleving.

Maar het meest kwetsbaar zijn de mensen die aan die zorgen ten onder gaan, en overspannen raken. Nu is niet elke overspannenheid hetzelfde, en liggen er altijd tal van persoonlijke factoren en ervaringen aan ten grondslag. Maar als aanleiding nekken concrete zorgen en gebrek aan vertrouwen en zelfvertrouwen iedereen die overspannen raakt. En door alle persoonlijke ervaringen en geestelijke verwondingen heen is het dat vertrouwen dat uiteindelijk de doorslag gaat geven naar herstel. Dat je weer op eigen benen kunt staan. En vooral: dat je vindt dat je dat ook weer mag. Dat je iemand bent, te midden van het speelveld tussen mensen en belangen. Dat je daarin een eigen plekje hebt en kunt vertrouwen dat het goed komt, ook buiten jouw invloed om.

Wat Jezus hier zegt is niet zozeer een moreel appèl. Als Jezus zegt dat we niet twee heren moeten dienen, niet God én de Mammon, dan interpreteren we dat altijd als een gebod tegen geldwolven en mensen die alleen maar achter hun carrière aangaan, maar dan vatten we het te eng op. Jezus snapt heel goed dat zorgen groot kunnen zijn. En dat verwijt Hij ons niet. Maar kunnen we zo leven? En krijgen we zo perspectief op het Koninkrijk van God? Nee. En niet omdat we ontrouw zijn aan God, maar omdat we ontrouw zijn aan onszelf. Wie gespleten leeft, omdat hij te afhankelijk is van zorgen om werkelijk te kunnen leven voor het aangezicht van God – wie zo gespleten leeft, is ontrouw aan zichzelf, en kan daardoor geen zelfvertrouwen opbouwen en vertrouwen geven. Geen eigen plek innemen en die plek aan anderen en andere dingen geven. Die is overgeleverd aan het leven in twee werelden, waarvan geen van tweeën de zijne is.

Zelfvertrouwen en vertrouwen begint gek genoeg door de erkennen dat je niet alles in de hand hebt. Maar daardoor blijf je niet afhankelijk, maar wordt je juist onafhankelijker van zorgen. Dat betekent niet, en dat is wel eens een valkuil van mensen, dat je geen boodschap meer hebt aan bepaalde zaken. Die mensen laten als waren ze herboren, zich niets gelegen liggen aan een ander, gaan hun eigen weg, en wanen zich onafhankelijk. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Jezus zegt hier niet dat het allemaal vanzelf wel goed komt. Hij zegt er iets bij: zoek eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Dat klinkt alsof je het ene moet doen, en het andere ervoor in ruil krijgt. En dan kun je terecht denken: zo werkt de wereld toch niet? Nee, inderdaad, maar zo is het ook niet bedoeld. Eerst het Koninkrijk van God zoeken en zijn gerechtigheid, en al die andere dingen erbij krijgen, betekent simpelweg: zorgen moet je doen, niet maken. Of, nog anders gezegd: niet zorgen óm maar zorgen voor. Wie zich eindeloos zorgen maakt om dingen voelt zich uiteindelijk machteloos, alleen in staat om te reageren, en tenslotte zelfs dat niet meer. Wie zorgt voor, zorgt in de eerste plaats goed voor zichzelf. En me dunkt dat dat ook een christelijke deugd is. Dat is geen egoïsme, maar een gezond stuk zelfverstaan. Je bent ook een deel van de schepping. En je mag er zijn. Natuurlijk nooit los van anderen, en zeker niet van God, maar wel met een eigen plek. Vanuit dat beginpunt – te zorgen voor jezelf – kun je zorgen voor de wereld, en de mensen om je heen. Dan ben je niet meer afhankelijk, kun je je betrokkenheid tonen en je grenzen stellen. Die grens ligt namelijk daar waar iemand of iets jou afhankelijk maakt. Niemand of niets mag jou knechten, al betekent dat altijd dat je ook niet alleen op de wereld leeft.

Zorgen moet je doen, niet maken. Ook dat klinkt simpel, was het maar zo makkelijk. Maar vertrouw behalve op jezelf ook op God. Wanneer we denken dat Hij er niet is, zijn we als de mensen van Sion in Jesaja, die zeggen: ‘De Heer heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ Dat is het gevoel. Maar dat betekent in dit geval dat we zo afhankelijk zijn geworden van onze zorgen, dat we niet meer zien dat het niet alleen van ons afhangt, maar dat God voor ons zorgt. Hij is de ultieme bron van ons zelfvertrouwen en vertrouwen. Hij laat ons het leven leven zoals het is: wie van jullie kan ook maar één el toevoegen aan zijn leven, en: wat zul je je zorgen maken om morgen? Morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last. Verder reiken kunnen we toch niet. Denken we dat wel, dan worden we afhankelijk van iets waar we toch geen invloed op hebben. Maar God is bij ons. Vandaag, morgen, overmorgen, altijd.

En als we dan te moe zijn, laten we ons dan laten troosten door Jezus, die zegt: Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten