Tekst: Genesis
13: 1-18
Wat vind je belangrijk in het leven? Ik vermoed dat die vraag je voor een dilemma stelt. Want aan de ene kant vinden we het natuurlijk vooral belangrijk dat we het gezond zijn, dat we vrienden en relaties hebben, ons gezin, en dat we in vrede kunnen leven. Allemaal niet materiële zaken. Want geluk is niet te koop, zeggen we dan. Geld maakt niet gelukkig. Nee, zegt de arme, maar gelukkig wel rijk!
Aan de andere
kant vinden we het natuurlijk ook belangrijk dat we een zekere welvaart hebben.
Dat we geld hebben om een mooi huis te kopen of te huren, en dat we de dingen
kunnen doen en kopen die we willen. En dat onze kinderen het ook goed hebben.
Ook al geloven we dat ons geluk daar niet vanaf hangt, het maakt ons wel
degelijk gelukkig of gelukkiger. En daar is ook niets mis mee. Maar het stelt ons
wel voor een dilemma: hoe ga je om met mensen die minder hebben? En hoe zorg je
ervoor dat de immateriële dingen die je belangrijk vindt - gezondheid, liefde,
familie, vrede - , niet botsen met de materiële dingen die je hebt - geld,
huis, spullen?
De bijbel vraagt
niet van ons ons vromer voor te doen dan we zijn. Ook God erkent dat welvaart
deel uit kan maken van een goed leven. Het Oude Testament is daar wat
duidelijker in dan het Nieuwe Testament. Bij Jezus denken we toch al gauw aan
de rijke jongeman, die al zijn bezittingen moet verkopen om werkelijk bij Jezus
te kunnen horen. En je krijgt de indruk dat Jezus leeft van wat hij krijgt en
bij wie hij te gast is.
Het Oude
Testament is niet vies van een beetje rijkdom. Wijsheid, die je van God krijgt,
is zelfs verbonden met rijkdom. Kijk maar naar koning Salomo, die in rijkdom
niet voor Dagobert Duck onderdeed.
En ook in het verhaal van Abram en Lot lezen
we dat ze allebei heel rijk zijn. En nergens lezen we dat dat niet goed is.
Sterker nog. Die rijkdom is zelfs de reden waarom Abram en Lot uit elkaar gaan.
Ze hebben zoveel bezittingen, dat ze geen plek meer hebben om alles kwijt te
kunnen. Ze nemen daarom afscheid van elkaar. Ze hebben allebei ruimte nodig.
En als God praat
met Abraham over zijn toekomst, dan belooft hij veel kinderen. Zoveel als er
stofdeeltjes zijn. En hoe groter zijn familie zal zijn, hoe machtiger de
familie zal zijn. Dus dat heeft ook met rijkdom te maken. God belooft hem land
en een groot volk.
Teveel maakt ook niet gelukkig
We weten
allemaal dat dat geen garantie is op geluk. Waar teveel mensen in een kleine
ruimte of een klein land zijn, en waar die ruimte of dat land geclaimd wordt -
het is van mij! - ontstaan ruzies en oorlogen. En niet eens omdat je elkaar
niet uit kunt staan, maar ook gewoon om hele praktische redenen. Als de herders
van Abram en Lot hun vee laten grazen, merken ze dat het gras te snel op is.
Dat er dus te weinig voedsel is om alle dieren te eten te geven. En dus
bedreigen ze elkaars voortbestaan. Veel conflicten, ook in het Midden-Oosten,
hebben allereerst te maken met een gebrek aan voedsel, of nog meer, met een
gebrek aan water.
Daar weten Abram
en Lot alles van. Nog maar kort hiervoor was er hongersnood in het land Kanaän.
En trokken ze naar het buurland Egypte. Een land waar eten genoeg is, omdat de
rivier de Nijl elk jaar weer vruchtbare slib en water spoelt over de akkers. Je
zou er bijna willen blijven wonen. Maar Egypte heet niet voor niets in de taal
van Abram en Lot Angstland, Land van de Verdrukking. De rijkdom en de overvloed
hebben hun prijs. Slechts enkelen profiteren ervan, en hebben een hele grote
groep slaven tot hun beschikking. Het is bijna alsof je verslaafd kunt raken
aan rijkdom. Want wat je hebt, wil je ook houden. En misschien wil je nog wel
meer, en meer, en meer?
Abram mag dan
heel vroom God zijn gevolgd, toen God hem opriep om met hem mee te komen. Als
de nood aan de man is en er hongersnood is lijkt zijn vertrouwen dat het goed
komt een beetje zoek. Sterker nog, hij gaat naar Egypte en bedriegt daar de
Egyptische koning door te zeggen dat zijn vrouw Sarai zijn zus is. En hij leent
haar ook nog uit aan de Farao. Eenzijdige partnerruil om te voorkomen dat de farao
Abram als een bedreiging ziet en hem wil doden omdat hij zijn vrouw wil hebben.
En het werkt. Abram
wordt overladen met geschenken: hij kreeg schapen en geiten, runderen, ezels,
slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen. Let er even op dat die slaven en
slavinnen hier tussen de ezels en de ezelinnen worden genoemd. Het geeft maar
aan hoe er over ze wordt gedacht daar in Egypte.
Dan grijpt God
in. En hij onthult aan de farao dat Sarai Abrams vrouw is. Linke soep. Want nu
is Abram overgeleverd aan de farao. Of aan God? Het ongelofelijke gebeurt.
Abram krijgt zijn vrouw terug en mag zijn bezittingen houden. Rijkdom, zo wil
God Abram leren, is niet iets dat je op slinkse manieren moet verkrijgen. Dan
wordt je er maar slaaf van. En doe je er alles voor om je eigen hachje te
redden. Of denk je dat het van jezelf moet komen om armoede en problemen in de
wereld op te lossen, en dat jij daarin belangrijk bent. Het oplossen van
armoede begint niet bij het doel dat alle middelen heiligt, want dan wordt je
een slaaf van de wens dat het allemaal meer moet worden. En collecteren we, en
demonstreren we, en steunen we waar we maar kunnen. Het oplossen van armoede echter
begint in vertrouwen. Op God. Niet dat het dan zomaar allemaal goed komt. Wel
om er niet aan overgeleverd te zijn. Doe wat je kan, en vertrouw op God.
Dat vertrouwen
zien we bij Abram weer terug, als hij een oplossing zoekt voor het conflicten
tussen de herders van hem en van Lot. Ieder mens heeft ruimte nodig om te
leven. Een eigen plek. En misschien betekent die landbelofte aan Abraham niet
meer dan dat. Niet een plek waar je anderen kunt wegjagen, want 'in die tijd
woonden ook de Kanaänieten en Perizzieten nog in het land'. Maar een eigen plek
waar je zelf mag leven. Waar je jezelf kunt zijn. Je kunt ontplooien. Kunt
groeien. Zodat je een rijk leven kunt leven. Ieder mens heeft recht op zijn
eigen plek. Niemand hoeft op de vlucht te zijn voor anderen, gebrek te lijden
en daardoor steeds op zoek te zijn. Dat is niet Gods bedoeling. Als we ons
ergens voor moeten inzetten, dan is het wel dat mensen hun plek hebben en
krijgen. En dat iedereen voldoende ruimte heeft.
Ruimte geven en vertrouwen
Dat is al
moeilijk zat in een wereld die steeds voller wordt. En waarin we steeds meer
rekening met elkaar zullen moeten houden zodat iedereen voldoende eten heeft.
Abram geeft ruimte aan Lot. Hij laat hem bepalen welk stuk land hij wil hebben.
Abram is de oom van Lot en dus ouder. Hij geeft aan zijn jongere neef de keus.
Laat de jeugd maar kiezen. Dan komt het met Abram ook wel goed. Nou verkeert
Abram ook wel in een luxe positie. Er staat voor hem vrij weinig op het spel.
Of moeten we daar niet zo slecht over denken en is het geven in vertrouwen? Wat
staat er bij ons op het spel als wij geld geven aan een goed doel of ons er op
een andere manier voor inzetten? Geef je wat je kunt missen? Of geef je wat je
zult missen? Geef je omdat je niets tekort komt? Of geef je omdat je erop
vertrouwt dat je niet tekort zult komen?
Lot kiest voor
een waterrijk gebied. Slim van hem. Maar ook heel tricky, want het is heel
dubbel. De vallei, staat er, 'was even waterrijk als de tuin van de Heer - het
paradijs - en als Egypte'. Net zo waterrijk als de tuin van de Heer, het
paradijs. Dat is positief. Maar ook net zo waterrijk als Egypte. En dat is
negatief. Want dan voel je hoe de macht bepaalt wie zeggenschap heeft over het
water, wie bepaalt wie wat krijgt, hoeveel mensen afhankelijk en slaaf zijn van
die machtige mensen, en hoe rijkdom dus verslavend werkt. En dat zal ook wel
blijken. Het gaat daar niet goed, staat er. Ze zondigden zwaar tegen de Heer,
staat er. Ze gaan dus hun eigen gang. Dat wordt vechten. Let maar op.
Rijker door te delen
Het is goed om
te delen. En soms ook goed om te verdelen. Zodat iedereen de ruimte krijgt die
hij of zij nodig heeft. Hoe hou je iedereen dan bij elkaar? Hoe zorg je ervoor
dat iedereen genoeg krijgt? En dat iedereen zijn plekje krijgt? In al onze
actie en gedrevenheid is dit als eerste belangrijk: dat we vertrouwen op God.
Dat het niet van ons afhangt, of van wat we hebben. Maar dat we leven van de
geef. Van wat we geven en van wat ons gegeven wordt. Als we zo onze rijkdom
kunnen beleven, dan kunnen we delen in vertrouwen, en wordt wat ons gegeven
wordt vermenigvuldigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten