zondag 27 november 2011

De wereld wankelt, wees waakzaam (preek 1e Adventszondag, 27 november 2011)

Tekst: Richteren 4: 1-10 en Marcus 13: 33-37

Podcast/geluidsfragment

Het komt altijd weer sneller dan je denkt: Advent. Terwijl voor sommigen Sinterklaas nog niet eens in het hoofd zit – vrees niet, u heeft nog een week – staat nu alweer die andere verwachting centraal. Want dat betekent Advent: verwachting. Verwachting waarvan? Van de geboorte van het kindje Jezus, natuurlijk. Maar helemaal correct is dat niet. Het gaat verder. Deze verwachtingstijd is niet zomaar een zwangerschap. En dat laten de bijbelteksten van vandaag zien.

In de wat gemoedelijke Adventssfeer die we in het begin van de dienst inzetten worden we ruw gestoord door de teksten van vandaag. Over Debora lezen we vandaag nog het minst gewelddadige stukje. Want er vindt later in het verhaal een enorme veldslag plaats en een brute moord. En ook Marcus 13 staat in het teken van verschrikkingen, die door Jezus worden aangekondigd bij zijn wederkomst. Zo worden we ruw in onze verwachting gestoord. Of misschien moeten we zeggen: wakker geschud. Wat dat is waar het om gaat: om wakker geschud te worden. Jezus zegt: wees waakzaam! En het klinkt heel dreigend: Pas op! Wees waakzaam, want je weet niet wanneer die tijd zal komen. En in het beeld van de gelijkenis die daarna beschreven wordt: laat de heer des huizes je niet slapend aantreffen. Waarom zo dreigend?

En wat te denken van de verschrikkingen die Jezus eerder in Marcus noemt: de zon zal verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Iets soortgelijks horen we bij het lied van Debora na de overwinning in Richteren 5: De sterren van de hemel streden tegen de vijand, zij hadden in hun baan zich tegen de vijandelijke legeraanvoerder Sisera gekeerd. Vorsten werden meegesleurd door het water van een snelstromende rivier. En dit laatste mag dan misschien gunstig zijn voor Israël, toch houd je het gevoel: de wereld staat in brand, of meer nog: de wereld wankelt. Het zijn niet zomaar mensen die tegenover elkaar of tegenover Jezus staan, de hele wereld wankelt. Dat klinkt heel bedreigend. Maar wat is de betekenis daarvan?

Meer nog dan wakker blijven betekent waakzaam zijn dat we wakker geschud moeten worden. Waarom? Omdat de werkelijkheid veel ernstiger is dan in onze dromen. De werkelijkheid is die van een wereld die wankelt. En wij houden onszelf in slaap. Dat gaat heel eenvoudig over grote zaken als eerlijke handel in de wereld, wat we vaak een ver van ons bed show vinden. Maar ook ontwikkelingen in de samenleving, waarvan we denken dat dat wel losloopt. Maar ook in het klein: geen stelling durven nemen in een conflict waarin mensen het onderspit delven. Of, nog veel sluimerender, gewoon doorgaan met de dagelijkse drukke gang van zaken zonder je af te vragen of wat je doet nu de hoogste prioriteit heeft. Hoe vaak slaapwandelen we niet, terwijl we denken alert en wakker bezig te zijn. Ik bedoel dus niet het wel lichamelijk, maar nog niet geestelijk aanwezig zijn na een slechte nacht of na een druk weekend, en als een halve zombie aan het werk gaan. Nee. Ik bedoel dat we juist in ons alerte helderheid zo vaak maar gewoon doorgaan. Keihard werken is wat anders dan waakzaam zijn.

Begrijp dus goed wat Jezus zegt: het gaat er niet om bij waakzaamheid dat je rusteloos wakker moet blijven. Juist niet. Waakzaamheid, zou je misschien zelfs kunnen zeggen, is juist tot rust komen. Afstappen van alles wat vanzelfsprekend is en vanzelfsprekend doordendert, maar echt even pas op de plaats maken en denken: is dit nu wat er moet gebeuren? Zie ik niet iets belangrijkers over het hoofd? Of heel concreet: waarmee dien ik God en mijn naaste nu het meest? Of hou ik misschien mezelf voor de gek dat ik al genoeg doe, of het verschil toch niet kan maken, of dat alles gewoon door moet gaan? Waakzaam zijn is dus echt even de rust vinden om alles goed te overzien.

Nu klonken de beelden niet zo rustig. We hadden gezegd dat het erom ging dat we wakker geschud worden. En met alle kosmische beelden klonk het allemaal heel bedreigend. Maar dat is het ook om wakker geschud te worden. Het is namelijk wakker geschud worden uit een mooie droom, en wakker worden in een andere, veel minder ideale, of misschien zelfs verschrikkelijke realiteit. Iedereen maakt het moment wel eens mee, dat na een overlijden, een verbroken relatie, een ontslag, een verschrikkelijk bericht, de wereld in eerste instantie in onze dromen intact blijft, maar dat de harde werkelijkheid als een mokerslag op je afkomt als je wakker wordt.

En wat is die verschrikkelijke realiteit? Dat de wereld wankelt. Wanneer wankelt de wereld? De wereld wankelt als wij het spoor van God niet meer vinden en aanhouden. Zo ging het ook in Richteren. Wie met het dagelijkse bijbelleesrooster, dat ook in de Schakel staat, heeft meegelezen deze week, ziet vanaf Richteren 1 dat er een soort patroon is, dat het volk doet wat slecht is in de ogen van God; dat zij vervolgens worden uitgeleverd aan een ander volk, en dat uiteindelijk een rechter opstaat die hen de juiste richting wijst en hen bevrijdt. Het moge duidelijk zijn dat het niet Gods schuld is dat het volk in de macht van een ander volk komt. In het samenleven met andere volken verliest het volk zijn identiteit. Dat betekent dat het volk niet meer staat voor haar eigen principes. Dat het zich aanpast aan de wereld om maar gewoon verder te kunnen leven. Het slaapwandelt zogezegd. En God schudt het volk wakker. Eerst door het de realiteit te laten zien waarin het volk leeft. Geen vrijheid; dat is: geen mogelijkheid om te leven zoals je bent bedoelt. Net zoals je een droom niet kunt sturen, zo ben je elke grip op je leven kwijt, en wordt het een nachtmerrie.

Vervolgens komt er een rechter. In dit geval Debora. Een vrouw. En dat is het vermelden waard, want zo gauw krijgen vrouwen geen hoofdrol. Dus dat is van betekenis. Sterker nog, in de veldslag waarvoor Barak door Debora op pad wordt gestuurd wordt hij erop gewezen dat zijn rol van ondergeschikt belang is. Debora zegt tegen hem: ‘U zult geen eer behalen aan deze veldtocht, want de Heer zal Sisera – de vijandelijke legeraanvoerder – uitleveren aan een vrouw.’ Deze vrouw is Jaël. Nota bene een vreemdeling. Maar God heeft een voorkeur voor vreemdelingen. En Jaël jast Sisera in zijn slaap een tentpin door het hoofd, waarna hij overlijdt aan haar voeten. Nu willen feministisch theologen hier de betekenis aan geven dat Jaël hiermee opstaat tegen een man die haar seksueel onderdrukt, omdat de hele tentscéne een soort verbloemde bedscène is. En hierbij zou de tentpin dan een soort mannelijk symbool zijn waarmee ze zich juist bevrijdt.

Ik lees het er niet zo in, zeg ik eerlijk. Maar waar deze theologen in ieder geval opmerkzaam op maken is de bijzondere rol die vrouwen spelen aan de kant van God. In de mannenwereld van die tijd laat God zien dat vrouwen de weg weer vinden. In het loflied op Debora zingt Barak: ‘Onder Samgar (de vorige rechter), begaf geen karavaan zich nog op weg. Wie toch op reis moest, nam de kronkelpaden. Aanvoerders ontbraken, het land kende geen leiding totdat jij, Debora, kwam en Israël tot leidsvrouw werd.’ In al zijn drukdoenerij was het volk dus richtingloos. Het ontbrak mensen aan moed om de weg, dat is de weg van God, te gaan. En als je dan wel beslissingen moet maken, dan maak je maar gebruik van kronkelpaden. Halfbakken beslissingen, gedraai, hypocrisie, hopend niet gezien te worden. Pas onder leiding van Debora worden mensen wakker geschud om weer het rechte spoor te volgen.

En dat met hulp van Jaël. Ik zie hier bijna een gelijkenis met Elizabeth en Maria, hoewel ik dan ook niet weet wie wie zou moeten verbeelden, maar wel in hun rol, al is hun situatie totaal anders: Al deze vrouwen maken een soort statement. En waar Elizabeth met haar geloof Zacharias de mond snoert en Maria Jozef wakker schudt, zijn het deze vrouwen die het volk wakker schudden. En waarvoor schudden ze de wereld wakker. In het geval van Elizabeth en Maria zou je simpel kunnen zeggen: hun zwangerschap. Maar er is meer aan de hand. En dat laat het verhaal van Richteren zien. De wereld is in barensnood. En dan ga je niet slapen. Er is teveel in de wereld aan de hand om maar gewoon door te kunnen gaan. Er is teveel in ons leven aan de hand om daar niet heel open, eerlijk en kritisch naar te kijken. Sommige dingen in ons leven dulden geen uitstel. Of het nu om hulp aan je naaste gaat, of om je verzoenen met een ander, of om het kiezen vóór iets of iemand, of om echt werk te maken van je leven; het duldt geen uitstel. En als het nog niet de tijd is, en dat kan, laat het dan niet maar gewoon lopen. Anders wordt verwachting afwachting. En daar val je van in slaap. Wees daarom waakzaam in je leven. Gebruik ook deze adventsperiode om daarover na te denken: wat dringt zich in mijn leven en in de wereld om me heen aan me op, waar ik, hoe moeilijk misschien ook, ik iets mee moet? Als we dat doen worden we bevrijd. Uit ons slaapwandelend gewoon maar verder gaan, uit de nood die we ervaren als we wakker worden. En we worden gered door Hem die de redder wordt genoemd, en de wonderbare raadsman, de Rechter aller rechters: Jezus de Christus. Want Hem verwachten wij. Kom Jezus, kom.

zaterdag 26 november 2011

Adventsproject kindernevendienst: Op zoek naar de Koning

In het adventsproject 2011 van Kind op Zondag gaan we op zoek naar de koning. De verhalen van deze periode zetten ons op het spoor van een bijzondere koning: een mens die bij God hoort, die in zijn woorden en daden laat zien dat God naar mensen omziet. Met Kerst zullen we vieren dat die koning in Betlehem geboren is, in de persoon van Jezus Christus.
Op hun zoektocht naar een koning reizen de drie wijzen over de wereld. Maar ze reizen ook door de tijd. Onderweg komen ze oude verhalen tegen, die vertellen over God en mensen. De verhalen laten zien waar je het moet zoeken als je op zoek bent naar de koning die bij God hoort. Zo komen de mannen steeds dichter bij hun bestemming.

De projectverbeelding wordt dit jaar gevormd door een kompas. Met het kompas zoeken de
kinderen mee naar de koning die bij God hoort. Elke week laat het kompas een afbeelding zien die aansluit bij het verhaal. Verhalen wijzen de weg naar de koning die bij God hoort.

Klik hier om het projectlied te horen!

maandag 21 november 2011

‘Troost elkaar met deze woorden’ (preek 20 november 2011 - gedachteniszondag)

Tekst: Jesaja 60: 19-22; 1 Thessalonicenzen 4: 13-18 en Mattheüs 5: 1-12

Podcast/geluidsfragment

Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Voor wie er minder mee bekend is misschien een vreemd tijdstip. Het is geen einde van een seizoen, een schooljaar. Het is niet het einde van een kalenderjaar; het zweeft er ergens voor. Toch heeft het een logica. Het is vandaag namelijk de laatste zondag voor Advent. En dat is het begin van het kerkelijk jaar. We beginnen met een periode van verwachting richting Kerst, om daarna door het jaar heen verschillende hoogtepunten te hebben als Kerst, Pasen en Pinksteren. En deze zondag dan? Is nu slechts de cirkel rond? Nee, er is meer aan de hand. Er wordt echt iets afgerond. Vandaag staat ook in het teken van de voltooiing of voleinding van de wereld. De balans wordt opgemaakt. En wanneer je de balans opmaakt kom tel je niet alleen je winst, maar ook je verlies. Of misschien tel je wel vooral je verlies. Want per saldo gaat er veel mis, en verliezen we veel. Er gaan dingen niet goed, en we doen daar zelf aan mee. En we moeten afscheid nemen. We moeten afscheid nemen van mensen die we verliezen aan de dood of aan het leven. En we moeten afscheid nemen van illusies, dromen, dingen die het leven mooi maakten, maar die we onherroepelijk in het leven hebben verloren.

Met deze zondag kun je twee kanten op. Je kunt de kant op van wat er mis is gegaan. En dan kom je in de verhalen terecht waarin God bij Jezus’ terugkeer orde op zaken stelt. Dat zijn de klassieke lezingen op deze zondag. Je kunt ook de kant opgaan van het verlies in het leven, van het afscheid. En dan kom je bij de verhalen terecht die traditioneel rondom Allerheiligen worden gelezen. Op deze dag staan gelovigen stil bij de gelovigen die hen zijn voorgegaan, maar die er niet meer zijn.

De eerste brief van Paulus aan de inwoners van Thessalonica laat eigenlijk zien dat dit twee kanten van dezelfde medaille zijn. Kiezen we voor het eerste en stellen we deze zondag in het teken van orde op zaken stellen, dan komen we uit bij het begin van hoofdstuk vijf. Kiezen we voor de andere kant, die van het stilstaan bij het verlies, dan komen we bij het einde van hoofdstuk vier uit. Wij kiezen voor het laatste, maar voor Paulus zijn ze met elkaar verbonden. Voor beide kanten ziet Paulus namelijk dat de gelovigen getroost moeten worden. Daar eindigen beide stukjes mee. ‘Troost elkaar met deze woorden’ en ‘Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld’. Daarom staat als motto boven deze preek een citaat uit de bergrede van Jezus dat we lazen: ‘Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.’

Waarom hebben de gelovigen troost nodig? Een gekke vraag misschien om op deze zondag te stellen. Want velen worden geraakt door herinneringen of de sfeer van deze dienst. En soms weet je zelfs niet eens wat het nu is dat je raakt, maar het is er. Dat is goed. En we zoeken daarin troost.

Maar waarom wil Paulus de gelovigen van Thessalonica troost bieden? In de tijd dat Paulus deze brief schreef, het oudste document in het Nieuwe Testament, leefden de gelovigen in een sterke verwachting van de spoedige wederkomst van Christus. Het zou slechts nog even duren en dan zou Jezus terugkomen, orde op zaken stellen, en voor alle gelovigen de wereld vernieuwen. Maar dat moment bleef uit. Zoals we nu tweeduizend jaar later ook weten. Want we leven nog steeds op de oude voet verder. Er lijkt nadat Jezus uit de dood is opgestaan niet veel veranderd. Maar dat bracht de gelovigen van toen in nood. Wat gebeurt er dan met onze doden, die immers ook in die verwachting leefden? Waar blijven ze? Ook zij zullen toch deel hebben aan die nieuwe wereld? Maar hoe dan?

Het komt misschien dichter bij ons als we zien wat Paulus met zijn troost in deze nood beoogt. Hij zegt aan het begin: ‘Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over de doden, zodat u niet hoeft te treuren, zoals zij die geen hoop hebben.’ Paulus wil vermijden dat mensen rouwen zonder hoop. Het luistert hier heel nauw. Natuurlijk wil Paulus niet suggereren dat je maar niet moet rouwen en treuren, omdat er hoop is. En het is ook niet Paulus’ bedoeling om te zeggen wat zo vaak gezegd wordt, zoals bijvoorbeeld: ‘er is nog zoveel moois om voor te leven’, ‘kijk eens wat voor mooi leven je hebt’, ‘kijk eens wat een rijkdom aan kinderen of vrienden je hebt’, of het meer algemene ‘kom op, probeer je te vermannen’ of het allerergste: er niet meer op terugkomen en doen alsof alles weer normaal is. Mensen zijn geneigd weer gauw verder te gaan, en verwachten dat ook van mensen die rouwen. We zijn geneigd de puzzel zo snel mogelijk weer in elkaar te leggen, ook als de puzzelstukjes eigenlijk niet meer goed passen. Maar wie rouwt zit met de brokken. Het leven klopt niet meer. Net als een wond duurt het een tijdje voor alles weer aan elkaar is gegroeid, en dan nog is er een groot litteken. Rouwen om het verlies van iemand aan het leven of aan de dood kent geen tijd. Hoe graag de wereld ook verder wil, en moet.

Paulus wil niet het rouwen en treuren vermijden, want dat kan niet, maar wel rouw en verdriet zonder hoop. Geen hoop dus die het verdriet ontkent, maar het verdriet juist draagt. In de tijd waarin Paulus spreekt, was de volgende grafinscriptie erg populair: ‘Wat jij nu bent, ben ik geweest; wat ik nu ben, zal ook jij zijn.’ Rauwer kan niet zou je zeggen. De inscriptie was zelfs zo populair dat mensen hem als afkorting kenden. Paulus stelt daar hoop tegenover. Hoop waarop dan? Een hemel, dat alles goed komt…? Nee, Paulus geeft niet zo’n antwoord, alsof hij weet dat dat ook een zoethoudertje zou zijn. Paulus blikt in zijn fundering van die hoop niet vooruit, maar terug.

Paulus blikt niet vooruit naar het moment dat Jezus terugkomt of zo, en al het leed geleden zal zijn of zo. Paulus blikt terug naar het moment waarop Jezus uit de dood opstond. Het is niet het meest makkelijke stukje uit het christelijk geloof, maar het is wel de kern: dat Jezus Christus is opgestaan uit de dood. Het gaat in het geloof niet eens zozeer om die feitelijke gebeurtenis, maar meer om de betekenis: dat Jezus gered is uit de macht van de dood, dat wil zeggen ook uit de wereld waarin de dood het voor het zeggen heeft. Hoeveel we van ons leven ook maken, uiteindelijk heeft de dood hier in deze wereld het laatste woord. Lijkt het. Als je die balans bij elkaar optelt, zou die er toch hopeloos uitzien. Maar het is niet hopeloos, zegt Paulus. Hij vult de hoop in het volgende hoofdstuk in als hoop op redding. Niet vanwege een vooruitzicht, maar vanwege een terugblik. Christus is ons namelijk voorgegaan. Nee sterker nog, onze doden gaan ons vooruit, als waren zij getuigen van de hoop. Onze doden blijven niet achter. Ze gaan ons vooruit. We geven onze rouw en we krijgen hoop van ze terug. Ze gaan met ons mee, ze gaan ons zelfs vooruit. En zo blijven wij hier niet alleen achter. Hoe alleen het soms ook kan voelen. Onze doden blijven niet achter.

Maar wij blijven ook niet achter. Zij zijn als het ware de maan die het licht van de zon, Christus, weerkaatsen naar ons op aarde. Een ander beeld is misschien nog mooier. Iemand leidde een jong meisje rond in een kathedraal. Hij probeerde uit de leggen wat Allerheiligen is. In die kathedraal was het donker en stil, buiten scheen de zon. De man wees op de figuren in de glas-en-loodramen. Bijbelse figuren, heiligenfiguren. Toen zei het meisje: ‘Ik zie het! Heiligen, dat zijn mensen waar het licht doorheen schijnt.’ Precies, en al zijn er maar weinig heiligen te vinden, ook zij hebben, vaak meer ondanks dan dankzij zichzelf, iets van het licht van God laten zien. En zo gaan onze doden ons ook vooruit. Herinneringen achterlatend, en niet altijd goede, gaan ze ons wel vooruit. Het gaat Paulus er niet om dat we met hen verenigd worden omdat zij heilig zouden zijn, welnee. Het gaat Paulus erom dat we met elkaar verenigd worden in Christus. Gered uit de macht van de dood. En die hoop doet leven. Die hoop kan werkelijk verdriet dragen. Want het verdriet en de rouw horen erbij, maar hebben niet het laatste woord, omdat de dood niet het laatste woord heeft. Troost elkaar met deze woorden.

donderdag 17 november 2011

Wat stel jij uit?

“Laten wij, die toebehoren aan de dag, op onze hoede zijn, omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding.” (1 Thessalonicenzen 5: 8)

De herfst staat in het kerkelijk jaar in het teken van de Voltooiing. In de kerk zijn we in die periode dankbaar voor wat we gekregen en verworven hebben, en we gedenken onze doden. In zoverre is het jaar dan rond, en beginnen we met Advent weer opnieuw.

Maar Voltooiing heeft niet alleen te maken met afronden. Het heeft ook te maken met dingen die geen uitstel meer dulden. En dan bedoel ik niet de lijstjes met klusjes en boodschappen die we allemaal nog moeten doen. Nee, juist niet. Het gaat dan om dingen waar we waakzaam voor moeten zijn. De waan van de dag kan zo bepalend zijn, dat we nauwelijks de tijd verstaan waarin we leven. We worden zo vaak afgeleid door waar we druk mee zijn, dat we nauwelijks toekomen aan waar het leven en het geloof werkelijk om gaat.

U hoeft zich niet aangevallen te voelen door mij; het is geen kritiek in die zin. Maar als het bedreigend voelt, dan is dat precies het gevoel dat hierbij hoort. Bedreigend is het dat we er niet aan dreigen toe te komen de tijd onder ogen te zien: alles wat er gebeurt, en keuzen die we daarin moeten maken. Wie erbij stilstaat valt op dat we vaak niet de dingen uitstellen die geen prioriteit hebben, maar juist die dingen die van ons keuzen vragen, en nadenken daarover. Veel makkelijker is het om gewoon door te gaan: te slapen, te eten, te werken, te drinken en weer te slapen. En wat vliegt de tijd dan.

De lezingen uit de bijbel in deze tijd sluiten aan bij dat gevoel van bedreiging. En de kranten in deze tijd ook. Of de crisis in Europa nu escaleert of niet; het is behoorlijk bedreigend. Van ongekende omvang. Zonder alle ins en outs te kennen – en wie doet dat wel, want zelfs de ‘deskundigen’ verschillen enorm van mening – het lijkt een crisis te zijn de geen uitstel duldt en verregaande keuzen vraagt. En het is geen ver van ons bed show. Het raakt ons leven, omdat we allemaal een inkomen verwerven of krijgen dat hierdoor beïnvloed wordt. Maar ook andere zaken in ons leven nopen ons waakzaam te zijn. Dingen niet op zijn beloop te laten, verzoening of toenadering niet uit te stellen, op te staan en te doen wat gedaan moet worden.

De brief van Paulus aan de inwoners van Thessalonica wil ons bemoedigen. We zijn geen mensen van de nacht, zegt hij, maar van de dag. ‘Omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding’ kunnen wij de bedreigingen weerstaan of doorstaan, en ontvangen we moed om juist met datgene bezig te gaan dat zich niet laat uitstellen, maar waar we wel omheen draaien. “Want Gods bedoeling met ons is niet dat wij veroordeeld worden, maar dat wij gered worden door onze Heer Jezus Christus. Hij is voor ons gestorven opdat wij, of we nu op aarde zijn of gestorven zijn, samen met hem zullen leven. Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld.”

Bezinningsvraag: wat stel ik uit?

dinsdag 15 november 2011

Bijzondere kindernevendienst op 20 november vanwege de gedachteniszondag

Op zondag 20 november houden we weer een bijzondere kindernevendienst in de Ambrosiuskerk.

In de kerk is de dienst ter nagedachtenis aan overledenen. Deze begint om 10u.
Ieder jaar besteden we tijdens deze dienst speciale aandacht aan de kinderen.
De kindernevendienst zal extra lang zijn. Er is ruimte voor een lach en een traan. We sluiten af met een creatieve activiteit.
Zo hebben we andere jaren al een troostkastje gemaakt, een troostdoosje gevuld en een vlinder gemaakt.

Dit jaar gaan we iets doen met een kaars en wax. Natuurlijk mag je dit aan het einde mee naar huis meenemen. Het zal heel mooi worden.

Alle kinderen van de basisschool zijn van harte welkom. Neem gerust een vriendje of vriendinnetje mee.

We zien jullie graag!