dinsdag 11 december 2012

Zuiver zilver - preek Tweede Advent 9 december 2012





Bij de voorbereiding van het Kerstfeest komt wat meer kijken dan het volgen van de zwangerschap van Maria. We zijn vorige week niet begonnen met de aankondiging van de geboorte van Johannes bij Elizabeth en Zacharias. Nee, we hebben uit de profeet Zacharia gelezen en van Jezus begrepen dat we waakzaam moeten zijn. Kennelijk moeten ook wij actief worden in de voorbereiding op kerst. De verwachting van de geboorte van het Kind is geen afwachten. Het feest moet echt worden voorbereid. Sterker nog, de weg moet worden bereid om de komst van het Kerstkind mogelijk te maken. En op die weg snelt een bode vooruit, vertelt Maleachi. Maleachi is de tweede profeet waaraan de Evangelisten denken als ze over de komst van Jezus spreken. Er komt een bode vooruit gesneld, ja ook bij Jezus.

En hoe gek het ook is: we lezen in de Adventstijd het Lucas evangelie van achter naar voren. We begonnen vorige week met de woorden van Jezus uit Lucas 21 vlak voor de finale van zijn leven. Nu zijn we in Lucas 3 aanbeland aan het begin van zijn openbare optreden. Om volgende week pas te horen over de aankondiging van de geboorte van Jezus. We doen een paar stappen terug. We beginnen niet zomaar opnieuw. Het is alsof we teruggaan en stilstaan bij de vraag: waar zijn we ook al weer begonnen? Waar draaide het ook al weer om? En dan kun je niet zomaar beginnen bij het begin. Dan begin je bij: waarvoor kwam Jezus ook al weer naar de wereld? Wat trof Hij aan, en wat moeten wij doen om deel te hebben aan Zijn redding? Hoe begon zijn openbare optreden en wat was zijn eerste statement? Als je van achter naar voren teruggaat weet je weer waar het God in Jezus om te doen was. En als we dat weten kunnen we pas we actief neerknielen bij de stal na de geboorte van Jezus.

Dus vandaag lezen we over de weg die bereid wordt voor de komst van de Heer. En het stelt ons meteen de vraag: hoe bereiden wij de weg voor de komst van de Heer? Om die vraag te beantwoorden moeten we eens verder luisteren naar Maleachi. God zegt: ‘Ik zal een bode zenden.’ Die bode past in hetzelfde beeld als van vorige week in Zacharia van God die als Koning zal komen. Een bode is een boodschapper, die als taak heeft om de koning vooruit te gaan, en zijn komst aan te kondigen en voor te bereiden. Maar hij is niet zomaar een loopjongen. Hij vertegenwoordigt zijn koning. Sterker nog, hij kan als plaatsvervanger optreden in het geval de koning zelf niet kan komen. Hij kon dus ook tekenen van gezag van de koning dragen, en zo in de naam van de koning diens gezag laten gelden. Het is dus ook iemand die zeer nauw met de koning geïdentificeerd wordt. Het is dus ook niet gek dat in de Evangeliën over de bode van de komst van Jezus, Johannes de Doper, wordt gesproken of hij misschien zelf de Messias is. Het is wat dat betreft ook mooi dat ze in een en dezelfde familie geboren worden, als waren ze broers, net als Mozes en Aäron. Ze zijn sterk aan elkaar verwant en vertegenwoordigen dezelfde boodschap. Alleen zijn het verschillende personen en hebben ze een verschillende rol. Johannes is de wegbereider van Jezus en de voorbereider van diens verkondiging. Als Jezus komt weten de mensen al waar het om gaat.

En waar gaat het dan om? Wat staat er op het spel? Wat heeft de bode te zeggen? De beelden klinken weer dreigend. Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind blijven wanneer hij verschijnt? En hij is nog steeds de bode, al kun je in de tekst de bode en de koning nauwelijks meer uit elkaar halen, lees het er maar eens op na. ‘Hij is als het vuur van een smid. Hij zal zitting houden als iemand die zilver smelt en het zuivert.’ Het klinkt behoorlijk heet en oncomfortabel. En dat is het ook. Maar, dit is geen vuur waarin we omkomen, of een vuur dat is bedoeld om ons te kwellen. Dit is geen hel, en ook geen vagevuur wat hier geschetst wordt. Oncomfortabel is het, allicht. Maar het kan geen kwaad om af en toe eens opgeschud te worden. Het beeld van het vuur van de smid gaat hierover.

Er is een verhaal over een vrouw die in het kader van een Bijbelstudie over de tekst uit Maleachi op bezoek gaat bij een zilversmid. Ze vraagt hem of ze mag toekijken hoe hij het zilver zuivert. De zilversmid legt haar uit dat het zilver op het heetste punt in het vuur moet worden gehouden om alle ongerechtigheden eruit te branden. En dat het noodzakelijk is het reinigingsproces voortdurend in het oog te houden om te voorkomen dat het zilver te lang verhit wordt en verbrand. Dan vraagt de vrouw hem hoe hij weet op welk moment het reinigingsproces compleet is. De zilversmid antwoordt: ‘O, dat is eenvoudig: wanneer ik mijn eigen beeld weerspiegeld zie in het zilver, dan is het klaar.’

Nu vond ik dit zo’n mooi verhaal dat ik het maar even ben gaan checken bij mensen uit onze gemeente die er meer van weten dan ik, Henk en Mirjam. En het klopt dat het reinigingsproces compleet is als je je eigen beeld in het zilver weerspiegeld ziet. Henk zei zelfs: wanneer het knipoogt. Dat vond ik mooi klinken. Want er ontstaat dus iets van contact tussen degene die reinigt en het zilver. En, om even uit het beeld te stappen, wat God met ons voor ogen heeft is dat er weer zuiver contact ontstaat tussen God en ons. We zijn geschapen naar Gods beeld. Maar dat beeld vertroebelt in de loop van ons leven. Dat beeld van God dat wij zijn raakt het uit zicht. Waarom? Wat voor lagen komen er over dat edelmetaal te liggen door het leven. Een eerste laag is misschien heel voor de hand liggend: onze maskers. Dat uiteindelijk datgene waarmee we bedekken of compenseren waar we het moeilijk mee hebben van onszelf. En wat bedekt of compenseert het dan? Een laag daaronder is een laag van allerlei kwetsuren, en open of nauwelijks geheelde wonden, angsten en verdriet. We raken beschadigd in ons leven, van jongs af aan. Vertrouwen wordt geschonden, angsten worden gecreëerd, mensen doen elkaar pijn. En vooral worden we geraakt door dingen die iets binnen in ons raken dat stuk is geraakt, vaak al in onze vroegste jeugd, en dat continue pijn wordt gedaan als mensen dingen zeggen of dingen doen, die ze misschien niet eens zo bedoelen, of anders half zo erg, maar waar je nauwelijks weerstand tegen hebt. En dan is er nog een diepere laag daaronder. Een laag die ons belet om helemaal naakt te zijn. Dat is de laag van de schaamte. De laag die er al sinds het Paradijs op zit. De schaamte die er is sinds het moment dat je erachter kwam dat je zelf ook een andere kant hebt, waar je helemaal niet zo trots op bent, of waarvan je diep van binnen wel weet dat het niet klopt. En of die ongerechtigheden er langzaam in zijn geslopen, of dat je er bewust voor gekozen hebt; het is iets waar je nauwelijks meer vanaf komt. Ondanks goede voornemens of verzoening met anderen. Ergens gaat het steeds weer mis tussen mensen, en met onszelf. En zeg dan niet te snel: ‘maar ik ben ook niet perfect’, want… Dat ben je wel. Dat je perfect bent wil niet zeggen, dat je steeds een onhaalbaar resultaat moet halen. Dat maken wij ervan. Het leven is geen hoge lat, waar we niet tot kunnen reiken en die steeds bij ons hoogspringen er vanaf valt. Nee, we zijn perfect omdat God ons heeft geschapen. Naar Zijn eigen beeld. En dan zijn wij geen slechte kopie van carbon of zo. Nee, wij zijn geschapen naar Gods beeld. En zo zijn wij bedoeld. Als zilver waarin Gods beeld zichtbaar wordt, en het knipoogt.

God wil ons verlossen van die lagen van onrecht en ongerechtigheid om ons heen. Allemaal oppervlakkige en diepere redenen waarom wij onszelf niet kunnen zijn, als beeld van God. Daarom stuurt Hij een bode vooruit. In het Lukas evangelie in de persoon van Johannes de Doper. Hé, en zeiden we net niet dat een bode zeer sterk verwant was aan zijn zender, aan de Koning? Die bode is in zijn persoon dus al wat God ons wil laten zijn, een weerspiegelend en gezuiverd beeld van God. En als deze Johannes dus later in het Evangelie de mensen oproept zich te bekeren, dan gaat het hierom, om zo te leven dat in ons gelaat het beeld van God zichtbaar is. Niet meer en niet minder. Dat lijkt een onhaalbaar doel, maar we hebben het in ons. Want wij zijn geschapen naar het beeld van God. Blijf dus niet stil zitten. Laat het niet over je komen. Want dan komt het als een oordeel. Sta op, en breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn. En zeg niet te snel: ja, maar zo ben ik nu eenmaal. Want die uitspraak komt als een boemerang terug. Want weet je wat je nu eenmaal bent: een beeld van God. Dus wees dat dan ook en doe er alles aan om dat te zijn. Alleen zal ons dat niet lukken. En daarom laat God het niet bij zijn bode, hoezeer zij ook aan Hem verwant zijn. Maar komt Hij zelf. Vanaf het allereerste begin van het leven. Terug naar de basis. Naar het begin. God doorleeft ons leven. En zo zuivert Hij het. Dat wat wij niet konden, heeft Hij volbracht. Zo worden wij gered en zo kunnen wij leven. Als gezuiverd zilver, dat in het heetst van het vuur van onze diepste strijd, we weer gaan glanzen en knipogen, zodat God weet ziet: en zie, het is goed!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten