dinsdag 19 februari 2013

In de stilte van je hart - preek 17 februari 2013



Geluidsfragment/podcast

Afgelopen woensdag op Aswoensdag begon de Veertigdagentijd. Een tijd van bezinning. Van nadenken over hoe het leven gaat. Over je hoop en verwachting. Over je vervlogen dromen. Over pijn en onrecht. Over nieuw perspectief voor de wereld omdat God ons niet in de steek laat. Bezinning is niets iets dat te druk moet zijn. Het is niet zozeer een bezigheid, maar het leeglaten van momenten dat we afleiding zoeken. En die afleiding zoeken we normaal misschien ook om even niet te hoeven voelen en te hoeven nadenken. Bezinning is stilstaan. Even, en soms langer dan je wilt.

We beginnen deze overweging in stilte


Ik heb één vraag aan u: hoe leeg was uw stilte?

Bij wie van u was het ook stil in zijn hoofd?
Wie van u keek om zich heen om de leegte te vullen?
Wie bedacht wat ie nog allemaal moet doen?
Wie van u vond de stilte ongemakkelijk, en waarom is dat?
Wat voor onrust spookt er door uw hoofd?
Waar confronteert de stilte mee?

In het eerste verhaal deze weken uit de boeken Samuël lezen we hoe de geest van de Heer Saul had verlaten, en hoe God in plaats daarvan aan Saul een kwade geest stuurde. De essentie hiervan is niet dat God dat zou hebben gedaan, maar dat Saul gekweld werd in zijn geest. In een enorm drama hiervoor had Saul de gunst van God verspeeld. Saul had zich mee laten voeren met zijn soldaten en niet ingegrepen toen zij misbruik maakten van de overwinning op de Amalekieten en de belangrijkste bezittingen en hun leider buit maakten. Was het wreed? Natuurlijk, oorlog is wreed. Maar daar gaat het niet om. Saul was ontrouw geweest. En ontrouw is zelden een beslissing en is zelden volledig. En toch ben je verantwoordelijk. In de gegeven omstandigheden dacht Saul het waarschijnlijk nog goed te doen ook of in ieder geval niemand kwaad te doen, behalve de vijand dan. De man had nooit om het koningschap gevraagd. Een tragische persoon. Met God dichtbij hem ging hij toch zijn eigen weg. Waardoor was hij afgeleid? Wie zal het zeggen?

En zo zit Saul gekweld in zijn paleis, of wat daarvoor doorging, want zo uitbundig was het koningschap van Israël toen nog niet; het waren ook maar herders. Gekweld zit hij daar stel ik me voor door schuldgevoel, onmacht om het verleden uit te wissen, angst voor wat gaat komen, en misschien wel het gevoel dat hij er beter niet meer kon zijn. En het is stil…. Het is stil…. Zo stil dat hij er gek van wordt. De kwelling is hem te zwaar. Wat zou hij wensen? Waarschijnlijk slechts verlost te worden van wat hem kwelt. Maar in de stilte van zijn hart is het onrustig en kookt het. En dus is er afleiding nodig. Van muziek….

In de stilte van je hart,
in de allerdiepste lagen
van de uitgestelde vragen
smeult de hoop op ‘ooit misschien’.

In de grotten van je ziel,
waar je zelf zo vaak verdwaald bent,
waar je onverwacht onthaald bent
door het duister dat er viel.

In de stilte van je hart,
in de allerdiepste plooien,
waar het zelden zal gaan dooien,
wacht er toch een ‘ooit misschien’.

In de grotten van je ziel,
waar je zelf zo vaak verward raakt
dat je kwetsbaar of soms hard maakt
waar je droom in duigen viel.

Donder. Bliksem.
Flitsen in de nacht.
Inslag met de kracht van een orkaan.

Donder. Bliksem.
Wolf als schaap vermomd.
De spanning is soms levensgroot.
Je bent geraakt. In ademnood.
Ontlading stikt in stilte die verstomt.

In de stilte van je hart
hoor je grommen, hoor je brommen,
hoor je vloeken zonder woorden,
zonder zin.

In de stilte van je hart
hoor je blazen, hoor je razen,
hoor je woede als je slechtste hartsvriendin.

In de stilte van je hart
hoor je galmen, hoor je psalmen,
hoor je zingen tegen alle stromen in…

En hij is weer rustig, Saul. Tegenover hem zit David, de man aan wie de psalmen zijn toegedicht. Gelovige liederen die de enorme worsteling in het leven kunnen verwoorden, en rust kunnen geven. David speelt en Saul krijgt rust. David is zojuist door de profeet Samuël gezalfd tot koning op aanwijzen van God. Dat weet Saul nog niet; en het wantrouwen van Saul zal alleen maar toenemen als hij in David ziet worden wat hij zelf had moeten zijn: iemand die in de geest van God leeft en leiding gaat geven aan Gods volk. Saul wordt in zijn razernij bijna een onmens. Hij zweert later in de verhalen David te doden, en doet er alles aan hem te pakken te krijgen. En toch: Saul blijft een mens. Dat het Bijbelverhaal vertelt dat een kwade geest vat kreeg op Saul vertelt mij als modern mens dat Saul meer was voor de bijbel dan alleen een kwade geest. Ook hij was een gezalfde Gods, maar vooral: een mens. Ja, David krijgt veel te stellen met deze mens, maar het is me te simpel om de strijd van David met Saul te vergelijken met die van Jezus met de duivel in het andere Bijbelverhaal. Ik denk namelijk dat in dit stadium van het verhaal van de Samuëlboeken David weliswaar veel familietrekken vertoont met zijn latere nazaat Jezus, maar dat wij veel meer lijken op Saul. En wij brengen het er niet zo goed vanaf als wij geconfronteerd worden met het kwade in ons. Daarmee zijn wij net zo min als Saul duivels. Maar het kwade kan zo vat op ons krijgen dat we er nauwelijks meer uit komen. Ontrouw aan je principes en aan mensen om je heen kan er zo makkelijk in sluipen, terwijl je op dat moment nog meent ook daar het volste recht toe te hebben. Overigens kun je ook door zo strak aan je principes vast te houden mensen en God uit het oog verliezen, waar het uiteindelijk om ging. In de angst zelf onderuit te gaan blijven we zo vasthouden aan ons eigen gelijk, waar je nauwelijks meer uit komt als je gaat beseffen dat het zo zwart wit niet is. Zijn we slecht? Nee, we zijn goed geschapen, maar we zijn wel in staat alles te doen wat slecht uitpakt voor anderen en onszelf. En ieder moet zijn eigen balans maar opmaken. Maar wees daarbij wel eerlijk; niet om jezelf onderuit te halen, noch om anderen te plezieren, maar om er zelf een beter mens van te worden: voor jezelf, voor God, en voor anderen.

Wat is onze hoop? Dat Jezus de woestijn in ging en de verzoekingen van de duivel weerstond, deed Jezus niet om ons onvermogen aan te tonen; dat weten we zelf ook wel. Daar in die woestijn zou niemand van ons het uithouden als er geen afleiding meer is van alle vragen, alle onzekerheden, alle angsten, alle schuld en wat al niet meer wat er op je af kan komen. En dan zoek je toch een uitweg, ten koste van wie of wat dan ook? Dat Jezus die woestijn doorstaan heeft is niet om te laten zien dat Hij het wel kon en wij niet. Hij heeft ons leven juist serieus genomen door al dezelfde angsten, vragen, onzekerheden en wat al niet meer te doorstaan. Hij gaat niet de makkelijke weg, die wij zo vaak nemen, maar waar alleen wijzelf beter van worden, voor de korte duur. Nee, Jezus gaat de moeilijke weg, achtervolgd door dezelfde onrust die zich van Saul meester maakt. De weg die Saul ging, zou Jezus ook kunnen gaan, en wat let Hem? Niets, behalve Hijzelf. En dus is er een uitweg voor ons allemaal. Als we met Jezus meegaan, en naar hem luisteren. Als muziek tegen onze onrust, als die muziek van die verre voorvader van Hem, die zong:

De Heer is mijn herder,
‘k Heb al wat mij lust;
Hij zal mij geleiden
naar grazige weide.
Hij voert mij als zachtkens
aan waatren der rust.

Tekst van het gesproken lied 'In de stilte van je hart' is van Gerard van Midden; muziek van Gerard van Amstel, in een vrije improvisatie door Albert Christ op de piano.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten