Geluidsfragment/podcast
Afgelopen
woensdag op Aswoensdag begon de Veertigdagentijd. Een tijd van bezinning. Van
nadenken over hoe het leven gaat. Over je hoop en verwachting. Over je vervlogen
dromen. Over pijn en onrecht. Over nieuw perspectief voor de wereld omdat God
ons niet in de steek laat. Bezinning is niets iets dat te druk moet zijn. Het
is niet zozeer een bezigheid, maar het leeglaten van momenten dat we afleiding
zoeken. En die afleiding zoeken we normaal misschien ook om even niet te hoeven
voelen en te hoeven nadenken. Bezinning is stilstaan. Even, en soms langer dan
je wilt.
We beginnen deze
overweging in stilte
…
Ik heb één vraag
aan u: hoe leeg was uw stilte?
Bij wie van u
was het ook stil in zijn hoofd?
Wie van u keek
om zich heen om de leegte te vullen?
Wie bedacht wat
ie nog allemaal moet doen?
Wie van u vond
de stilte ongemakkelijk, en waarom is dat?
Wat voor onrust
spookt er door uw hoofd?
Waar
confronteert de stilte mee?
In het eerste
verhaal deze weken uit de boeken Samuël lezen we hoe de geest van de Heer Saul
had verlaten, en hoe God in plaats daarvan aan Saul een kwade geest stuurde. De
essentie hiervan is niet dat God dat zou hebben gedaan, maar dat Saul gekweld
werd in zijn geest. In een enorm drama hiervoor had Saul de gunst van God
verspeeld. Saul had zich mee laten voeren met zijn soldaten en niet ingegrepen
toen zij misbruik maakten van de overwinning op de Amalekieten en de
belangrijkste bezittingen en hun leider buit maakten. Was het wreed?
Natuurlijk, oorlog is wreed. Maar daar gaat het niet om. Saul was ontrouw
geweest. En ontrouw is zelden een beslissing en is zelden volledig. En toch ben
je verantwoordelijk. In de gegeven omstandigheden dacht Saul het waarschijnlijk
nog goed te doen ook of in ieder geval niemand kwaad te doen, behalve de vijand
dan. De man had nooit om het koningschap gevraagd. Een tragische persoon. Met
God dichtbij hem ging hij toch zijn eigen weg. Waardoor was hij afgeleid? Wie
zal het zeggen?
En zo zit Saul
gekweld in zijn paleis, of wat daarvoor doorging, want zo uitbundig was het
koningschap van Israël toen nog niet; het waren ook maar herders. Gekweld zit
hij daar stel ik me voor door schuldgevoel, onmacht om het verleden uit te
wissen, angst voor wat gaat komen, en misschien wel het gevoel dat hij er beter
niet meer kon zijn. En het is stil…. Het is stil…. Zo stil dat hij er gek van
wordt. De kwelling is hem te zwaar. Wat zou hij wensen? Waarschijnlijk slechts
verlost te worden van wat hem kwelt. Maar in de stilte van zijn hart is het
onrustig en kookt het. En dus is er afleiding nodig. Van muziek….
In de stilte van
je hart,
in de
allerdiepste lagen
van de
uitgestelde vragen
smeult de hoop
op ‘ooit misschien’.
In de grotten
van je ziel,
waar je zelf zo
vaak verdwaald bent,
waar je
onverwacht onthaald bent
door het duister
dat er viel.
In de stilte van
je hart,
in de
allerdiepste plooien,
waar het zelden
zal gaan dooien,
wacht er toch
een ‘ooit misschien’.
In de grotten
van je ziel,
waar je zelf zo
vaak verward raakt
dat je kwetsbaar
of soms hard maakt
waar je droom in
duigen viel.
Donder. Bliksem.
Flitsen in de
nacht.
Inslag met de
kracht van een orkaan.
Donder. Bliksem.
Wolf als schaap
vermomd.
De spanning is
soms levensgroot.
Je bent geraakt.
In ademnood.
Ontlading stikt
in stilte die verstomt.
In de stilte van
je hart
hoor je grommen,
hoor je brommen,
hoor je vloeken
zonder woorden,
zonder zin.
In de stilte van
je hart
hoor je blazen,
hoor je razen,
hoor je woede
als je slechtste hartsvriendin.
In de stilte van
je hart
hoor je galmen,
hoor je psalmen,
hoor je zingen
tegen alle stromen in…
En hij is weer
rustig, Saul. Tegenover hem zit David, de man aan wie de psalmen zijn
toegedicht. Gelovige liederen die de enorme worsteling in het leven kunnen
verwoorden, en rust kunnen geven. David speelt en Saul krijgt rust. David is
zojuist door de profeet Samuël gezalfd tot koning op aanwijzen van God. Dat
weet Saul nog niet; en het wantrouwen van Saul zal alleen maar toenemen als hij
in David ziet worden wat hij zelf had moeten zijn: iemand die in de geest van
God leeft en leiding gaat geven aan Gods volk. Saul wordt in zijn razernij
bijna een onmens. Hij zweert later in de verhalen David te doden, en doet er
alles aan hem te pakken te krijgen. En toch: Saul blijft een mens. Dat het
Bijbelverhaal vertelt dat een kwade geest vat kreeg op Saul vertelt mij als
modern mens dat Saul meer was voor de bijbel dan alleen een kwade geest. Ook
hij was een gezalfde Gods, maar vooral: een mens. Ja, David krijgt veel te
stellen met deze mens, maar het is me te simpel om de strijd van David met Saul
te vergelijken met die van Jezus met de duivel in het andere Bijbelverhaal. Ik
denk namelijk dat in dit stadium van het verhaal van de Samuëlboeken David
weliswaar veel familietrekken vertoont met zijn latere nazaat Jezus, maar dat
wij veel meer lijken op Saul. En wij brengen het er niet zo goed vanaf als wij geconfronteerd
worden met het kwade in ons. Daarmee zijn wij net zo min als Saul duivels. Maar
het kwade kan zo vat op ons krijgen dat we er nauwelijks meer uit komen.
Ontrouw aan je principes en aan mensen om je heen kan er zo makkelijk in
sluipen, terwijl je op dat moment nog meent ook daar het volste recht toe te
hebben. Overigens kun je ook door zo strak aan je principes vast te houden
mensen en God uit het oog verliezen, waar het uiteindelijk om ging. In de angst
zelf onderuit te gaan blijven we zo vasthouden aan ons eigen gelijk, waar je
nauwelijks meer uit komt als je gaat beseffen dat het zo zwart wit niet is.
Zijn we slecht? Nee, we zijn goed geschapen, maar we zijn wel in staat alles te
doen wat slecht uitpakt voor anderen en onszelf. En ieder moet zijn eigen
balans maar opmaken. Maar wees daarbij wel eerlijk; niet om jezelf onderuit te
halen, noch om anderen te plezieren, maar om er zelf een beter mens van te
worden: voor jezelf, voor God, en voor anderen.
Wat is onze
hoop? Dat Jezus de woestijn in ging en de verzoekingen van de duivel weerstond,
deed Jezus niet om ons onvermogen aan te tonen; dat weten we zelf ook wel. Daar
in die woestijn zou niemand van ons het uithouden als er geen afleiding meer is
van alle vragen, alle onzekerheden, alle angsten, alle schuld en wat al niet
meer wat er op je af kan komen. En dan zoek je toch een uitweg, ten koste van
wie of wat dan ook? Dat Jezus die woestijn doorstaan heeft is niet om te laten
zien dat Hij het wel kon en wij niet. Hij heeft ons leven juist serieus genomen
door al dezelfde angsten, vragen, onzekerheden en wat al niet meer te
doorstaan. Hij gaat niet de makkelijke weg, die wij zo vaak nemen, maar waar
alleen wijzelf beter van worden, voor de korte duur. Nee, Jezus gaat de moeilijke
weg, achtervolgd door dezelfde onrust die zich van Saul meester maakt. De weg
die Saul ging, zou Jezus ook kunnen gaan, en wat let Hem? Niets, behalve
Hijzelf. En dus is er een uitweg voor ons allemaal. Als we met Jezus meegaan,
en naar hem luisteren. Als muziek tegen onze onrust, als die muziek van die
verre voorvader van Hem, die zong:
De Heer is mijn
herder,
‘k Heb al wat
mij lust;
Hij zal mij
geleiden
naar grazige
weide.
Hij voert mij
als zachtkens
aan waatren der
rust.
Tekst van het gesproken lied 'In de stilte van je hart' is van Gerard van Midden; muziek van Gerard van Amstel, in een vrije improvisatie door Albert Christ op de piano.
Tekst van het gesproken lied 'In de stilte van je hart' is van Gerard van Midden; muziek van Gerard van Amstel, in een vrije improvisatie door Albert Christ op de piano.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten