zondag 29 januari 2012

Een echte vriend - meditatie in de missionaire jongerendienst met Gerald Troost

Tekst: psalm 139

De dienst is na te luisteren via de Kerkomroep (Waalwijk, Ambrosiuskerk)

Vrienden van Jezus,

Ik wil het met jullie over vriendschap hebben. Want vriendschap is belangrijk voor ons allemaal. Nu zou je zeggen: aan vrienden geen gebrek als ik allerlei profielen op Facebook en Hyves zie. Maar we weten ook dat dat niet allemaal echte vrienden zijn. Het zijn wat je in het Engels friends noemt; mensen die je kent, waar je wel eens mee omgaat of die je wel eens tegenkomt. En dan kun je er zo ineens een paar honderd hebben. Dat is geen uitzondering. Maar daartussen zitten gelukkig ook vaak familie en echte vrienden. Want daar moet je het van hebben.

Wat maakt iemand tot een echte vriend? Roep maar! Het moet iemand zijn die er is als je hem of haar nodig hebt. Iemand met wie je kan lachen en huilen. Iemand die het niet stom vind wat je doet. Iemand die weet dat je ook wel eens iets fout doet, maar daar niet de hele tijd op terug blijft komen. Een kameraad. Een hartsvriendin. Iemand die je steunt. Mag ik het misschien samenvatten met: iemand die je kent? Ja, niet als een kennis, maar iemand die weet wie jij bent? Die snapt waarom je iets leuk vindt en ergens helemaal voor kunt gaan. Maar die ook snapt waarom iets pijn doet en je verdriet hebt; waarom je je even niet groot kunt houden. Iemand bij wie je gewoon jezelf kunt zijn.

Dat soort vrienden zijn er niet veel. En prijs jezelf gelukkig als je er één, twee of drie hebt. Dat maakt anderen niet tot mindere vrienden; met hen is het natuurlijk gezellig en ze zijn er ook voor je, maar als het erop aankomt, zijn het drie één, twee of misschien drie die jou echt blijken te kennen. Wat een zegen.

Weet je wat nog mooier is? Als iemand je beter kent dan jezelf. Dat gaat niet over iemand die het beter weet voor je eigen bestwil. Nee, iemand die je beter kent dan jezelf. Want zeg nou zelf, soms kan het zo’n chaos in je hoofd zijn, of hou je jezelf groot maar weet je niet waarvoor, of blijf je met pijn rondlopen van een pesterij, of van een gebroken relatie, of van een mislukt schooljaar, of van een slechte relatie met ouders en vrienden. Het lukt je dan zelf niet, nee zelfs niet om dat te vertellen aan een ander, want je weet de woorden niet. Als je voor een onmogelijke beslissing staat, wel of niet doorleren, wel of niet een andere baan, wel of niet stoppen met je relatie of er juist één aangaan; dan zou je soms willen dat er iemand was die door al je verwardheid of onzekerheid kan heenkijken en precies weet waar de knoop zit, en die weet welke kant je opmoet met je leven.

De Bijbeltekst van vandaag is een lied, een psalm. En in die psalm gaat het over zo’n vriendschap. Mensen ervaren zo’n vriendschap met God. Een vriendschap waarin Hij ons echt kent. Hij was er vanaf het begin van je leven bij, en daarom weet Hij hoe je in elkaar zit. Daarom spreekt de psalm ook over onze nieren die Hij vormde. Daar stroomt in het toenmalige wereldbeeld het leven door. Ons wezen is voor God geen geheim. Voel je daar niet bevreesd voor. Dat je geen geheim voor God bent. Het kwelt vaak veel meer dat je een geheim met je meeneemt, dan dat iemand je geheim kent en het goed vindt. Ik las in de krant dat onlangs op het dr. Mollercollege een Challenge Day is georganiseerd. Misschien heb je het deze zomer op televisie gezien hoe dat op andere scholen werd gedaan, met Arie Boomsma. De uitdaging van die dag is geheimen met elkaar te durven delen over jezelf, je thuissituatie, bijzonderheden die je anders maken dan anderen. De uitwerking van zo’n dag is dat er veel meer respect voor elkaar is hoe iemand in elkaar steekt, wat hem of haar bezighoudt, en zelfs ook wat iemand kwelt, omdat iemand gepest wordt, een zieke ouder of broer of zusje heeft en het daar heel moeilijk mee heeft, of omdat iemand een verleden met zich meedraagt.

God is zo’n vriend waarvoor je geen geheimen hoeft te hebben. ‘God, u kent mij, u doorgrond mij, u weet het als ik zit of sta, u ziet van verre mijn gedachten, ga ik op weg, of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd.’ En zo gaat de psalm nog even door. Het bijbellied zegt het zelfs heel scherp: ‘Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?’ Mag een vriend je zo dicht op de huid zitten? Is dat niet een beetje eng? Misschien is het een beetje eng, omdat je je misschien ook wel eens schaamt voor een geheim. Er zijn van die dingen die je liever niet vertelt. Bijvoorbeeld omdat je weet of vermoed dat een ander het stom zal vinden of fout. Er zijn van die dingen waar je niet trots op bent. Op wat je dacht, op wat je deed, op wat je niet deed. En God zal de laatste zijn om te zeggen dat dat niet zo is. Er gaan dingen mis, en we doen dingen niet goed, en we laten ook dingen liggen. En toch, juist daarom, is God zo’n goede vriend. Hij streept die schuld weg. Voor hem bestaat die schuld niet. Laat het hem koud? Zeker niet. Hij zou geen vriend zijn als Hij er niet onder zou lijden. Maar Hij wil niet dat wíj er nog onder lijden. Zo kunnen wij niet verder, en Hij ook niet met ons. Hij vindt het vele malen belangrijker dat we niet meer in het donker leven.

Want als het donker is, en we met onszelf in de put zitten, als we zeggen met de woorden van de psalm: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht’, dan nog is dat duister niet donker genoeg voor God om jou te vinden. God is zo’n vriend die, als jij de weg kwijt raakt, jou terugvindt, of, als je op een kruispunt staat, jou de weg kan wijzen. Omdat Hij jou kent.

Een waardevolle vriend dus. En je kan Hem nog op Facebook toevoegen ook. Hij staat erop, zag ik gisteren…vier keer. In verschillende gedaanten: als bekend persoon, als interesse, als producent, en als plaatselijk bedrijf…. Mensen blijken het meeste geïnteresseerd in de interesse-God, en daarna in de bekende persoon. God als interessegebied. We willen gekend worden door iemand die echt interesse in ons heeft. Zo’n God wil je wel als vriend en wil je zelf toch ook leren kennen?

En als iemand dan iets slechts over die Vriend zegt, zou je je dan niet voor kunnen stellen dat je zegt: wie aan Hem komt, komt aan mij? Zijn vijanden zijn mijn vijanden? Zo sta je toch ook voor je eigen vrienden? Daarom zijn die paar zinnen in de psalm terecht gekomen die een beetje uit de toon vallen. ‘Zou ik niet haten wie u haten, Heer?’ Ach, de psalmdichter weet ook meteen: dat zeg ik nou wel, en God weet dat ik zo in elkaar zit, maar dat ben ik, voor God hoeft dat niet. Daarom zegt hij erachter aan: ‘Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, en zie of ik geen verkeerd weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten