Tekst: Genesis 21: 1-21
Wat bezielt Abraham om als hijzelf een kind bij Sara krijgt, Hagar de woestijn in te sturen? Wat staat er op het spel? En hoe gaat God daarmee om? De bijbel kent vele verhalen die ons in eerste instantie doen fronzen. Wat heeft dit nu te maken met het Evangelie; de goede boodschap van God? Daar gaan we naar op zoek in het verhaal van Abraham, Sarah en Hagar.
Het kan zo mooi
beginnen in het leven. Zo veelbelovend. Als je een opleiding gaat volgen. Een
relatie krijgt. Samen een huis gaat betrekken. Als je kinderen of kleinkinderen
krijgt. Van je pensioen mag gaan genieten. Maar dan blijkt het ineens toch
anders te gaan. De belofte die het leven voor je in petto leek te hebben lijkt
al sneeuw voor de zon te verdwijnen. Of de belofte raakt om wat voor reden dan
ook steeds meer uit het zicht. Nieuwe wegen lijken dood te lopen. Of over hele
smalle bergpassen te gaan. Hoe ouder je wordt, hoe meer je uit ervaring weet
dat het leven met tegenslagen komt. Maar dat hoeft je niet meteen uit het veld
te slaan. Natuurlijk zoek je en vecht je voor je dromen en de belofte die het
leven gaf. Als alles van een leien dakje gaat word je ook maar lui, en een
beetje wrijving geeft ook glans. Het maakt de voldoening als iets wel lukt ook
groter.
Dat neemt niet
weg dat er ook langere of kortere momenten kunnen zijn waarin je je behoorlijk
in de steek gelaten voelt. En het leven je helemaal niet meer toelacht en
beloftevol is. Dat je je weggestuurd voelt uit het leven waar het goed kan
zijn. Weggestuurd naar de woestijn. En dan? Zo kan het leven toch niet bedoeld
zijn? Houdt God op met zijn belofte van een goed en gelukkig leven? Een leven
dat veel te bieden heeft en veel voortbrengt? Welke God laat dat toe? Dat het
minder wordt, of zelfs ophoudt?
Een vraag die je
best mag stellen als we horen hoe God Abraham toestaat zijn zoon Ismaël met
diens moeder de woestijn in te sturen. Waarom laat God dat toe? Als we goed
naar het verhaal kijken zullen we zien dat God dit toelaat, niet omdat Hij dat
wil en goed vindt voor ons of zo, maar omdat Hij via de wegen die mensen nu
eenmaal gaan, ook door de woestijn, toch de belofte wil laten uitkomen.
Wat staat er op het spel?
Want wat staat
er vandaag op het spel in het verhaal? Niets minder dan de belofte van God.
Niet dat God die op het spel zet. Nee, God heeft die belofte onder de controle
van zijn beschermengelen. Maar de mensen zetten hem op het spel. Het is ook
niet altijd makkelijk om in de belofte van God te blijven geloven, als je eigen
leven er dor en doods uit blijft zien. Sara had daar last van, Hagar krijgt
daar last van. Sara geloofde niet meer dat zij een kind zou krijgen, zoals God
beloofde. Dus moest Abraham zich het kind maar verwerven bij zijn bijvrouw
Hagar. Toen de belofte aan Sara toch vervuld werd en zij Izaak kreeg, had ze
haar eigen concurrent geschapen.
Op een gegeven
moment was de situatie niet meer houdbaar voor haar. Dat moment wordt in ons
verhaal verteld: zij ziet Ismaël, de zoon van Hagar, spottend naar haar lachen.
Je kunt je afvragen waarom Ismaël dat deed? Je kunt ook zeggen dat dit de
ironie schetst van een mens, die de belofte van God op haar eigen manier wil
vervullen, maar zich eigenwijs in de nesten werkt, terwijl God gewoon doorgaat
met het vervullen van Zijn belofte.
Want wat staat
er? Er staat dat Sara de zoon zag die Abraham bij Hagar had verwerkt, en dat
hij lachte. In het Hebreeuws staat daar het woord Izaak. Want de naam Izaak
betekent ‘hij of zij lacht’. Er staat dus dat de zoon die Abraham bij Hagar had
verwekt, Izaakte. Hoe duidelijk kun je de concurrentie beschrijven? Ismaël
Izaakte. Maar nog meer, het is spottend. Izaak kreeg zijn naam omdat zijn
moeder Sara spottend lachte toen God zei dat zij een zoon zou krijgen, zoals Hij
had beloofd. En Sara gaf daaraan toe en noemde hem Izaak, want zei ze: “God
maakt dat ik kan lachen, en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen.”
Hoewel er in het vervolg van het verhaal dat we vandaag lezen niets te lachen
valt, is wel duidelijk dat Sara hier een koekje van eigen deeg krijgt als de
zoon van Hagar Izaakt.
Ik zou vanuit
die ironie durven zeggen dat God hier aan het werk is. Hij moet de mens
duidelijk maken welke weg Hij op wil met hem en haar. En om te beginnen was het
van het begin af aan al duidelijk dat de wegen van Izaak en Ismaël moesten
scheiden. Want Gods lijn gaat via Abraham en Izaak. Maar God heeft ook een
belofte aan hun vader gedaan, dat Hij ook Ismaël zal beschermen. Voor Ismaël is
er een andere plaats.
Wat wil God met die woestijntocht?
Hoe
afschrikwekkend het tafereel ook mag zijn, het is God die in ieder geval
toestaat dat Hagar in de woestijn belandt met Ismaël. Dat maakt van Sara minder
een bitch, en van Abraham minder een slapjanus. God herinnert Sara via de lach
van Ismaël fijntjes aan de belofte en Hij stelt Abraham rechtstreeks gerust dat
Hij voor Ismaël blijft zorgen.
Maar wat voor
God is dat dan die mensen in de woestijn leidt? Laat helder zijn: God wil die
woestijn niet. Hij ziet alleen dat de mens er niet aan ontkomt. De situatie
tussen Hagar en Sara was onhoudbaar en het leven kenmerkt zich nu een keer door
verzoekingen, aanvechtingen of hoe je het ook noemen wil: kenmerken van het
leven die het leven zelf behoorlijk in de weg zitten. De woestijn is een plek
waarin dat heel intens voelbaar is. God schept daar geen behagen in. Het is ook
geen straf. Het tekent het leven van mensen. Het leven kan even stilstaan. Het
moet dan een nieuwe richting krijgen. Maar het leven zit soms vast. Tegenslagen,
verlies, rouw, berouw, opnieuw moeten beginnen maar niet weten hoe, verdergaan
maar niet weten waarvoor; het zijn woestijnmomenten in het leven waar de mens
niet aan ontkomt. En we lijken daar ons ook niet aan over te willen geven als
er niet een God is die ons die woestijn in kan leiden, omdat wij er niet meer
onderuit kunnen, maar er zelf niet aan willen. Maar we moeten, om werkelijk te
kunnen leven. Het leven dat God ons beloofd heeft.
Voor Hagar ziet
het er heel somber uit. Maar overal in het verhaal zie je toch kleine stukjes
van God die haar en haar zoon uiteindelijk zullen redden, hoe weerbarstig de
woestijn ook is. Net zoals het in eerste instantie niet voor te stellen is dat
de gang naar de woestijn door God wordt toegelaten. Hij is er wel bij. Zijn
beschermengelen zijn aan het werk. Maar dat doet niets af aan het drama dat
zich hier afspeelt. Hagar heeft geen idee waar ze het zoeken moeten in de
woestijn. Ze raakt verdwaald, doolt rondjes in de woestijn. Ze ziet geen
toekomst zo. Er is geen achteruit, maar ook geen vooruit. En als dan ook nog
eens het water en het brood op is, is haar uithoudingsvermogen volkomen op. Ze
kan niet meer. Dit is geen leven. Is dit het? Ze stelt die vraag misschien niet
eens, want aan wie zou ze die moeten stellen? Aan God denkt ze niet meer, geen
spoor van te bekennen. Ze voelt zich verloren en verlaten.
Nogmaals: het is
niet God die deze situatie wil, al ziet Hij wel dat de mens er niet aan
ontkomt. Maar Hij blijft erbij, zelfs in de diepste diepte, ook al is het nauwelijks
zichtbaar in dit verhaal. Je moet goed zoeken, maar dan vind je Hem. De diepste
diepte is het moment dat Hagar Ismaël onder een struik legt en op een boogschot
afstand gaat zitten wenen. Je kunt ontsteld zijn van zoveel afstand tussen
moeder en kind, maar geef haar wat krediet, want dit toont haar redding. Alsof
haar waterige tranen de opmaat zijn naar nieuw leven in de dorre woestijn
Allereerst de
struik. Er zijn maar een drietal plaatsen waar dit woord voorkomt. Dit is de
tweede maal. Als je ziet wat de eerste maal is, ontdek je een bijzondere
betekenis. Dat is in het scheppingsverhaal van Genesis 2: “In de tijd dat God,
de Heer, aarde en hemel maakte, groeide er op de aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant
opgeschoten, want God, de Heer, had het nog niet laten regenen op de aarde en
er waren geen mensen om het land te bewerken, wel was er water dat uit de aarde
opwelde en de aardbodem overal bevloeide.” Er is dus wel water, blijkt ook
later in het verhaal. De engel die naar Hagar komt wijst haar op een bron, die
ze in al haar verdwaaldheid niet heeft gezien. Die is daar niet zomaar – er
staat niets over een wonder. Mogelijk is die bron gewoon verstopt door de
gebruikers. In ieder geval is het een soort bron, die een boven een waterader
gegraven bornput is, waarin water opborrelde of waarin water was. Precies zoals
het scheppingsverhaal vertelt. Hier schept God leven op een plek waar nog geen
leven mogelijk leek.
Hagar wordt een
nieuwe weg gewezen. Want dat is haar zoektocht. Hoe kan ze in hemelsnaam een
nieuw leven opbouwen? In de woestijn, vanuit haar verdriet ligt een antwoord.
Op een boogschot afstand van haar kind, dat ze dus niet uit het oog verliest,
want je kunt niet schieten voorbij het punt dat je oog reikt – op een boogschot
afstand gloort de toekomst voor Ismaël als boogschutter. Want dat wordt hij,
nota bene in de woestijn.
Niet voor
iedereen is een plekje buiten de woestijn weggelegd. Anderen ontkomen er niet
aan om er een tijdje in te verblijven. Gods beschermengelen willen de mens in
zijn diepste verdriet helpen een nieuw begin te vinden. Door het water van het
verdriet heen is er water van leven. Ook of juist in de woestijn laat God zien
dat Hij Zijn belofte, ondanks alles, nooit laat varen. Wij kunnen soms niet om
die woestijn heen, God ook niet. Maar Hij laat ons niet los.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten